Column: Over het opschonen van de boekenkast (13)
De boekverkoper en bibliofiele uitgever die uitweek naar New York
Het kleinste boekje in mijn boekenkast meet 80 bij 118 mm en is 7 mm dik. Het bevat vijftien bedrukte pagina’s, waarvan het voorwerk er zoals gebruikelijk vier in beslag neemt. De vijfde pagina is een herhaling van de Franse titelpagina, het verhaal begint op bladzijde 6, dus links, en loopt dan door tot en met bladzijde 13. De tekst is gezet uit de 8 pts bodoni, elke van de acht bladzijden is gevuld met 26 regels. Het colofon (hier gespeld: ‘colophon’) beslaat de pagina’s 14 en 15, pagina 16 is leeg. Los bijgevoegd is een ets van Arie van Geest.
Lees voor bladzijde bladzijtje, voor pagina paginaatje. Ik heb trouwens een boekje dat nóg kleiner is: de Boskabouteratlas, maar dat is meer een curiosum. De dwarsliggers® in mijn bezit zijn overigens maar een fractie groter (maar altijd dikker) dan het onderhavige boekje.
Het boekje waar het nu over gaat heet De bibliofiel (niet: ‘bibliophiel’) en bevat een tekst van Gerrit Komrij. Het werd in 1980 uitgegeven door Uitgeverij Bébert in Rotterdam. Uitgeverij Bébert was Pablo van Dijk en Pablo van Dijk was boekverkoper bij Donner, toen nog gevestigd aan de Korte Lijnbaan. Donner was een van de boekhandels waar ik mijn boeken kocht. Hoewel ik veel boeken als recensie-exemplaar van de uitgevers kreeg, konden die mijn honger naar méér niet stillen. Ik had lopende rekeningen bij Donner in Rotterdam en bij De Bengel in Dordrecht. Door Pablo van Dijk ontdekte ik de boeken van de Black Sparrow Press met auteurs als Charles Bukowski en Paul Bowles. Pablo zette mij ook op het spoor van de bibliofilie.
De eerste uitgave van Uitgeverij Bébert was De merel, een bundel met verhalen van J.M.A. Biesheuvel, die in mei 1980 in een oplage van 212 exemplaren verscheen. Ter gelegenheid daarvan interviewde ik Pablo en zijn toenmalige echtgenote Marijke in hun Rotterdamse woning voor Het Vrije Volk:
Pablo, eerder deze week: ‘Momenteel zijn we bezig de boekblokken in te hangen. We hebben avonden achter elkaar zitten naaien.’
Marijke: ‘Tot ziek wordens toe!’
Het echtpaar had zich op de afwerking van het boek duidelijk verkeken.
Pablo: ‘We zijn veertien dagenlang aan het naaien geweest op de naaibank, een echt ouderwets apparaat. Daarna zijn de blokken overlijmd, aan drie kanten gesneden, gekapitaald, leeslintje erin, weer overlijmd. Inmiddels heeft Kees Deenik de banden gemaakt. Het linnen is met de hand over het karton getrokken, en nu zijn we dus bezig met inhangen. De boeken moeten 24 uur drogen op een pers waar er maar zestig in kunnen.
In hetzelfde verhaal kondigen de uitgevers het boekje van Gerrit Komrij aan: ‘De oplage van dit kleine, zestien pagina’s tellende, in heel leer gebonden boekje zal 99 exemplaren bedragen, prijs ƒ 85.’ In het ‘colophon’ staat: ‘Buiten de oplage zoals hierboven omschreven bestaan er nog twee drukken, een mindruk en een nuldruk die werden afgekeurd, maar die bij wijze van curiositeit door de auteur werden gesigneerd en als volgt gemerkt: min één A t/m Z en nul A t/m Z.’ Die exemplaren moeten het zonder etsje doen. Ik heb nummer 39, dus mét ets, of inderdaad: etsje (70 bij 100 mm).
(Dát leek me ook wel wat: mooie boeken maken in kleine oplagen. Ik vroeg Jan Eijkelboom of hij het leuk zou vinden om enkele van zijn gedichten bibliofiel uit te geven. Hij had zich kort tevoren als dichter ontpopt, zijn debuutbundel Wat blijft komt nooit terug was verschenen bij De Arbeiderspers. Ik heb veel aan Jan te danken. Hij zag talent in mij en bezorgde mij, toen mijn familie wat betreft mijn toekomst de wanhoop nabij was, mijn eerste baan. Ik dácht niet alleen meer dat ik journalist was, ik wás het ook, zij het leerling-journalist, zij het bij De Dordtenaar. Na ruim een jaar kon ik de overstap maken naar Het Vrije Volk, Jan volgde niet lang daarna. Hij was chef van de buitenlandredactie, ik literatuurredacteur toen we kwamen te spreken over een bibliofiele uitgave.
Jan Eijkelbooms Wolwevershaven, een gedichtencyclus, werd in het voorjaar van 1981 de eerste uitgave van Dijl’s Uitgeverij. Pablo van Dijk was zo aardig om mij de weg te wijzen naar zetters, drukkers en binders in ruil voor exemplaren van Wolwevershaven. Zijn Bébert werd intussen steeds meer een uitgeverij van kunstenaarsedities. De focus kwam te liggen op het werk van bekende kunstenaars dat in bijzondere dozen in superkleine oplagen werd uitgebracht: Klaas Gubbels, Jan Henderikse, Keith Haring. Het was dus niet verwonderlijk dat Bébert behalve ‘Publishing House’ ook ‘Gallery’ werd.
Dijl’s Bibliofiele Bibliotheek breidde uit met een jeugdtekst van Leo Vroman (Philosophische Psychologie van de Kunst), de novelle Geyerstein’s dynamiek van Willem Frederik Hermans, het epische gedicht Gaarne, m’n beest van Bert Popelier, De Theatrale Krant van Tom Eyzenbach en het eerste avontuur van Spekkie en Blekkie met tekst van C. Buddingh’ en tekeningen van Otto Dicke waarover ik hier eerder schreef. Toen was ik zo goed als failliet, bovendien gescheiden en mijn leaseauto, een Nissan Micra godbetert, van de krant kwijt omdat de directeur meende dat je voor het bespreken van boeken geen auto nodig hebt. Het was niet mijn gelukkigste periode.)
In oktober 1987 deelde ik de by-line boven een verhaal over Pablo van Dijk en zijn nieuwe echtgenote en partner-in-crime Pandora met Cor(nelis Bastiaan) Vaandrager, die na jarenlang zwijgen weer van zich liet horen, onder andere met een bundel bij De Bezige Bij en een column in Het Vrije Volk. Samen interviewden we Pablo en Pandora. Bij toeval vond ik onlangs de door Vaandrager uitgetikte en door de geïnterviewden van doorhalingen, correcties en volledig nieuwe zinnen voorziene tekst. Zo is de zin: ‘Je geeft mensen op, die interesses hebben, die jouw interesses niet zijn’ geschrapt. Het vervolg bleef, hier en daar aangepast, staan: ‘Het is heel vervelend om je tijd te moeten spenderen aan mensen die jouw interessen niet delen. Nu is het zo dat de mensen met wie je omgaat, meestal ook de mensen zijn met wie je werkt. Onze vrienden zijn toch weer kunstenaars en schrijvers.’ (Krantenknipsel hieronder.)
Kort nadat Pablo en Pandora met veel feestgedruis hun nieuwe galerie aan de Rotterdamse Westersingel hadden geopend, was Pablo ineens verdwenen. Snel bleek dat hij de wijk had genomen naar New York, vrouw, uitgeverij en collega’s bij Donner verweesd achterlatend. Pas op 6 december 1998 was hij terug in de boekwinkel – nu met Arnon Grunberg die hij in New York had ontmoet en die hij presenteerde als schilder. Onder de naam Kunstedities New York bracht hij diverse teksten van Grunberg bibliofiel uit. In 2001 en 2002 zag ik Pablo een paar keer in New York, hij woonde samen met een zangeres uit Texas van wie ik een cd kocht (maar hoe heette zij ook weer?). Op zijn Hollandse herenfiets deed ik een rondje Manhattan.
In juli 2005 lag er een uitnodiging mét foto bij mij in de bus. De heer Alan J. Kvares vroeg de eer van mijn aanwezigheid op de bruiloft van zijn dochter Arlyn Jennifer met Pablo van Dijk, op 10 september om half zes ’s middags in Nashua, New Hampshire. Dat was me net iets te ver, anders was ik er graag bij geweest. Ik weet niet of het huwelijk doorgang heeft gevonden. Lang geduurd heeft het zeker niet.
Niemand heeft nog een (schelmen)roman over Pablo geschreven. Arnon Grunberg komt het dichtstbij met dit verhaal. Hij zegt daarin: ‘Over Pablo van Dijk is meer te vertellen, maar niet hier, en niet nu, daarvoor is het nog te vroeg.’ Later werd de brouille bijgelegd (ook daar is over geschreven), dus of het er ooit van komt?
Dat kleine boekje van Gerrit Komrij, De bibliofiel, zet ik maar niet bij de K, want tussen de grote boeken verzuipt het. Het gaat bij mijn andere bibliofiele boeken, waaronder enkele die ik zelf heb uitgegeven en nooit ben kwijtgeraakt. Boeken maken is leuk, maar je moet ze ook nog ‘in de markt zetten’ en dan gaat het erg op werken lijken.