Recensie: Gerbrand Bakker – Knecht, alleen
Knecht alleen, zo bitterzoet alleen, voor altijd alleen
Gerbrand Bakker verkondigt al jaren dat hij eigenlijk niets heeft met het schrijvertje spelen – hulde daarvoor – met het schrijven van fictie, van romans in het bijzonder. En inderdaad, zijn meest recent verschenen werk in dat kader dateert van zo’n beetje een decennium her. Even graven in het geheugen. De omweg, natuurlijk. Ondertussen is hij lekker aan het hovenieren met tuinmaten, onderhoudt met verve zijn (bos)percelen rondom zijn Eifelhuis, tikt daarover voor kranten en tijdschriften columns.
En, o ja, zo af en toe verschijnt er dan toch nog een boek, zoals het als non-fictie geafficheerde Rotgrond bestaat niet. En natuurlijk het privé-domeindeel Jasper en zijn knecht, laten we zeggen over de moeizame relatie met een moeizame hond. Maar dat is een autobiografie, heet het dan. Voor de rest is het vooral rustig voortleven en royalty’s incasseren voor al de vertalingen, af en toe nog naar een lezinkje, een uitvoering van een film of een toneelstuk van je werk, met tegenzin naar een publiekelijk interview, een promotieding in een boekhandel. Een jaloersmakend bestaan, zou je zo kunnen denken. Lees dan maar eens het gloedvolle, maar o zo pijnlijke Knecht, alleen, het zojuist verschenen nieuwe privé-domeindeel van Bakker. Een reconstructie en detail, tot in de haarpijnpuntjes zogezegd, van een inktzwarte periode uit zijn leven. Een zware depressie die vrijwel elke activiteit onmogelijk maakt. Of die hoogstens met uiterste zelfdiscipline aangegaan kan worden. Een theatervoorstelling, Gerbrand Bakker die de ‘normale, dagelijkse’ Gerbrand Bakker speelt. Met alle gevolgen van dien. Een gruwelijke gotspe ook nog eens. Een verlammende depressie veroorzaakt door het innemen van een ander antidepressivum. De tijd die slechts met een gevangenistempo voortkruipt, dagen die doorgeworsteld dienen te worden, tegen wil en dank. Het is voor te stellen dat er lezers zijn die denken dat ze zulke ‘zware kost’ niet aankunnen, dit boek maar liever links laten liggen.
Maar Bakker graaft juist heel mooi autobio. Is oprecht, durft af te dalen naar de diepste krochten, schrijft er bijtend over, met precies de juiste dosis zelfspot. En dat is wat ware literatuur juist moet doen, meedogenloos analyseren, ten koste van alles en iedereen om de betrachter heen. De schrijver die vooral zichzelf ook niet spaart. Ik, Gerbrand Bakker. Ja, je kunt dit werk lezen als ‘voyeur’, als liefhebber van literair omreizen. Fijn gluren in het privéleven van een gevierd auteur. Al zijn ditjes en datjes, tot aan de smeuïge details aan toe. Waarbij nadrukkelijk dient opgemerkt te worden dat het niet noodzakelijk is om kennis te hebben genomen van het eerste privédomeindeel, om meegesleurd te worden door Bakkers subtiele droogkloterige proza met ingebedde ontboezemingen die je de adem benemen. Over de eerste seksuele verlangens bijvoorbeeld.
Dat de slaapkamerdeur open zou gaan en dat ik zelf door die deur zou komen. Ik. Zelf. Mijn hoofd met gedachten, mijn blik, en, waarom niet: mijn ziel. En mijn lichaam. Ik zou met mezelf moeten zijn. Dat was de oplossing voor een probleem dat ik niet eens onder woorden kon brengen…
Bakker bouwt heel mooi een tweede laag in, ook een soort veiligheidsklep. Regelmatig stelt hij de vraag: ‘Waarom zou iemand dit alles willen lezen?’ En maakt juist dit boek daarmee tot een universeel document over de grote ‘schrijfvraag’. De twijfel die onlosmakelijk verbonden is aan de creativiteit. De twijfel die het leven ook vaak zo buitengewoon lastig maakt. Denk even aan de Britse filosoof Bertrand Russell: ‘Het hele probleem met de wereld is dat gekken en fanatici altijd heel zeker van zichzelf zijn, en wijze mensen vol van twijfels.’
Karl Ove Knausgård beweerde ooit dat hij in zijn autobiografische dagboekreeks alles precies opschreef zoals het was gebeurd. Dat is onmogelijk. Het is de waarheid van één enkel mens, een momentopname ook nog eens. Ach, als je met je billen bloot gaat, moet je er in elk geval voor zorgen dat je een reservepaar bij de hand hebt. (Dank, Gerrit Komrij.) Het is werkelijk niet van een heel groot belang of wat de autobiograaf schrijft exact zo gebeurd is, er is altijd een romanesk element aanwezig doordat hoe dank ook met verbeelding wordt gewerkt, met reconstructie, met zeker in dit geval een stukje interpretatie achteraf. Tegelijkertijd, een ogenschijnlijke contradictie, is dit boek ook weer eerlijk tot op Bakkers doorgerookte bot. De boeken die Bakker in de laatste tien jaar heeft laten verschijnen verschillen eigenlijk maar weinig van zijn eerdere romans. Sterker nog, het maakt bijna niet uit waarover hij schrijft. Over de bezoeken aan de seksuoloog, een spoed-darmoperatie, de eigenlijk altijd niet-vervullende contacten met mannen, het gespit in de tuin, gedoe met Eifelbewoners, het literaire circus, een stukje escapisme middels een vakantiereis naar Griekenland. In wezen zijn al zijn teksten doordesemd van de mensch Bakker, van de melancholie, van het niemandsland, van de vergeefsheid, van de complexiteit van de intermenselijke contacten, van de moeite om liefde te ontvangen, te geven.
Een anekdote uit wat betere tijden. Het was na terugkomst van een wandeling in de Eifel bij Gerbrand in huis, excuus, boven nogal stil. Je roept: ‘Gerbrand, waar ben je?’ Je krijgt niet direct antwoord. Na een tijdje volgt: ‘Ik ben mijzelf aan het ophangen.’ Een foto van hem met hond Jasper, zo blijkt. Dat is een beetje fijn pesterig, humoristisch en pijnlijk tegelijk. Knecht, alleen roept mededogen op.
Guus Bauer
Gerbrand Bakker – Knecht, alleen. Arbeiderspers, Amsterdam. 288 blz. € 23,99.