Recensie: Leon de Winter – Hoffman’s honger
De lust tot vertellen
De hoofdpersoon in Leon de Winters Vertraagde roman uit 1982 is een niet met name genoemde schrijver die werkt aan een roman die Hoffman’s honger moet gaan heten. Kaplan, verschenen in 1986 bij De Bezige Bij, tien jaar nadat De Winter met de verhalenbundel Over de leegte in de wereld debuteerde bij In de Knipscheer, gaat over de bijna negenendertigjarige schrijver Leo Kaplan. Hij is de auteur van Hoffman’s honger waarvan de verfilming een internationaal succes wordt.
Een fictieve roman, een fictieve verfilming en een fictieve schrijver. Of waarschijnlijker: twéé fictieve schrijvers. De schrijver in Vertraagde roman is jong. Zijn vader pleegde in 1964 zelfmoord in een hotelkamer in Wenen nadat zijn bedrijf in moeilijkheden was geraakt. De zoon is dan een jaar of veertien. De vader van Kaplan sterft in 1970 in een ziekenhuis in Den Bosch. Kaplan is dan bijna vierentwintig en heeft zijn eerste boek gepubliceerd: De lege wereld, een titel die erg veel lijkt op die van De Winters debuut.
Er heeft zich thans een derde schrijver gemeld met een boek dat Hoffman’s honger heet. Het ligt in de boekhandel, dus het bestaat, en de schrijver heet Leon de Winter.
Hoofdpersoon is Felix Hoffman en hij wordt ons voorgesteld precies zoals de schrijver in Vertraagde roman hem had verzonnen. Een diplomaat aan het einde van zijn carrière in de buitenlandse dienst, lijdend aan slapeloosheid. Verliefd op een Tsjechische agente een faux pas begaand, en daardoor gedwongen om ontslag te nemen – ironisch genoeg op een moment dat het wegvallen van het IJzeren Gordijn in Tsjecho-Slowakije het bestaansrecht van welke geheime dienst dan ook lijken te ondermijnen.
De hoofdpersoon van Vertraagde roman, de schrijver, is net als Leo Kaplan bedacht door Leon de Winter, die dus ook Felix Hoffman heeft bedacht. Het boek uit 1982 heet nadrukkelijk een ‘reportage’ – het is echter wel degelijk een roman die zich laat lezen als het verslag van een (mislukte) poging om een boek te schrijven dat Hoffman’s honger heet. Waarom schreef De Winter toen dat boek zelf niet? Vanwaar die enorme schijnbeweging die pas acht jaar later via Kaplan tot Hoffman’s honger heeft geleid?
In zijn eerste roman, De (ver) wording van de jongere Dürer (1978), behandelde Leon de Winter de eigentijdse problematiek van de apathische jeugd. Hij deed dat aanvankelijk als de klassieke alwetende verteller, maar gaande het boek verliest deze zijn greep op de hoofdpersoon en soms moet de verteller zijn toevlucht nemen tot getuigenissen van derden en dagboeknotities van Dürer om diens teloorgang te kunnen reconstrueren. Dat leverde een interessante roman op in een interessante, haast documentaire vorm die de schrijver in staat stelde om afstand te bewaren.
Afstand is in het werk van De Winter een wezenlijk element. Er is de geografische afstand: in alle boeken wordt, op het neurotische af, gereisd. Er is de afstand tussen de personages onderling: in Hoffman’s honger houden Felix en Marian Hoffman hun huwelijk in stand, maar ze zijn al jaren vertrouwde vreemden voor elkaar, seks hebben ze afgezworen, van intimiteit is geen sprake.
En dan is er de afstand van de schrijver tot zijn personages. Niet alleen in Vertraagde roman wordt een schrijver opgevoerd die als extra schakel tussen De Winter en zijn stof fungeert. De afstand die De Winter tot zijn hoofdpersonen inneemt, komt ook in toenemende mate tot uitdrukking in het leeftijdsverschil. Leon de Winter was 32 toen hij over Leo Kaplan (39) schreef, hij is 36 nu hij over Felix Hoffman (59) schreef.
Er zijn wel verschillen met het vroegere werk: Leon de Winter was een sober stilist, hij had nooit meer dan tweehonderd bladzijden nodig om zijn verhaal te vertellen (met als uitzondering Zoeken naar Eileen W. uit 1981: 265 bladzijden). Kaplan was een eruptie van 464 bladzijden en Hoffman’s honger is 290 bladzijden dik. Maar wat vooral opvalt is de flair waarmee De Winter is gaan schrijven, de gretigheid, het plezier. De Winter aarzelt niet om alle stijlmiddelen die hem ter beschikking staan uit de kast te halen als ze het beoogde effect bevorderen. Je zou haast zeggen dat De Winter schrijft als een Amerikaan, maar dan een die stevig geworteld is in de Europese traditie. Dat maakt dat zijn laatste romans lezen als een trein.
Misschien heeft Leon de Winter Hoffman’s honger in 1982 eenvoudig niet kunnen schrijven, omdat hij er niet aan toe was. Het boek moet het hebben van de vaart, van de lust tot vertellen. Het moet trouwens met dezelfde vaart geschreven zijn als waarmee je het leest, want de jongste politieke ontwikkelingen in Tsjecho-Slowakije blijven niet onvermeld. De Winter móest dit boek nu wel schrijven, wilde de intrige niet helemaal door de werkelijkheid worden achterhaald. Hij speelt vaak een spel met fictie en werkelijkheid, zelfs met de werkelijkheid van zijn eigen werk, zoals uit bovenstaande blijkt. Dit spel maakt van zijn romans één geheel: zijn boeken zijn alle door onzichtbare, soms door zichtbare draden met elkaar verbonden. Zo was de meisjesnaam van Hoffmans moeder: Kaplan. Die naam wordt ook als pseudoniem gebruikt door zijn dochter Mirjam als ze, zwaar aan de heroïne, de hoofdrol speelt in een pornofilm. Anders dan haar tweelingzuster die als kind aan een ongeneeslijke sterft, sterft zij een zelfgekozen dood: overdosis. Slapeloos, hardlijvig en hongerig leeft Hoffman verder, hand in hand met het noodlot.
In Hoffman’s honger wordt veel geciteerd uit het werk van de wijsgeer Spinoza. Op bladzijde 134:
Indien immers een architect op de gebruikelijke wijze een bouwwerk concipieert en dat gebouw nooit wordt uitgevoerd of zal ontstaan, is zijn gedachte van dat werk desalniettemin waar; zijn concept is hetzelfde gebouw of het gebouw nu wel of niet bestaat.
Een interessante stelling voor wie de voorgeschiedenis van dit rijke boek kent, want lees voor architect eens schrijver, en voor bouwwerk boek…
Frank van Dijl
Leon de Winter – Hoffman’s honger. De Bezige Bij.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Algemeen Dagblad, 14 juni 1990.