Ellendeorgie

De roman Stofzuigen in het donker van Jen Beagin is vooral een aaneenschakeling van monologen over persoonlijke ellende. Die ellende wordt de lezer al snel te veel, zodat het verhaal de lezer niet veel meer kan schelen. Voeg daarbij een overdaad aan betekenisloze details, het ontbreken van een plot, grappig bedoelde grapjes, het misplaatst quoten van allerhande schrijvers en intellectuelen, dan houd je een slechte, sensatiebeluste roman over.

Deze roman is in Nederland uitgegeven samen met de voorganger Doen alsof ik dood ben, en daar geldt eigenlijk hetzelfde voor. Wel is het handig om de romans samen te lezen, omdat Stofzuigen in het donker terugverwijst naar Doen alsof ik dood ben, met name naar de relatie tussen Mona en meneer Getver. Mona is de hoofdpersoon in deze romans en eigenlijk de enige rode draad die te ontdekken is. De romans zijn vooral opgebouwd uit de belevenissen van deze Mona, een schoonmaakster. Deze belevenissen hebben een hoge schokwaarde. Zo begint Mona een relatie met een verslaafde. Dat begint in Doen alsof ik dood ben ongeveer zo:

Hij zocht aarzelend oogcontact. Zijn blik maakte haar helemaal week en gaf haar het gevoel bijzonder te zijn (…)

Dat is in een roman met schokwaarde wel erg cliché. Mona heeft vele gesprekken met meneer Getver, maar nergens wordt duidelijk wat ze nu in hem ziet. Als ze later een van de velen blijkt te zijn, dooft dat haar liefde niet. Met haar buren, als ze later om onbegrijpelijke redenen is verhuisd, heeft ze een trio. Over een zieke man, waar ze schoonmaakt, krijgt ze de indruk dat hij haar dochter misbruikt. Hoe die gedachte in haar opkomt lijkt een raadsel, alles wat voor haar een aanwijzing is voor misbruik kan ook een aanwijzing voor een liefdevolle vader zijn – wat hij ook blijkt te zijn.

Door de twee romans heen leer je als lezer dat Mona niet het toppunt van mentale gezondheid is. Zo lezen we tussen neus en lippen door:

Zou ze in het gesticht terechtkomen? Alweer?

Verder lees je dat haar band met haar ouders zeer slecht is, ze eigenlijk is opgevoed door haar tante, haar opa naast haar stierf, ze aan automutilatie doet, allerhande drugs heeft geprobeerd, verkracht is, aangerand is als kind en de hele mikmak en meer nog. Toch is juist dit de grootse makke van deze romans. Er gebeurt wel heel erg veel ellende, meer dan genoeg voor tien mensenlevens of romans. De schrijfster lijkt daar zelf al commentaar op te geven:

Mona had de psych een paar incestverhalen verteld, en ze had het over Chaz gehad, en over die keer dat een vriend van haar vader zijn hand in haar onderbroek had gestopt. Eigenlijk was Mona’s echte trauma, volgens de psych dan, dat ze zich ongewenst en vergeten voelde. Verlaten. In de steek gelaten. Daarom trok ze met een scheermesje geometrische patronen op haar armen en benen. ‘Is dat alles?’ had Mona teleurgesteld gevraagd. En haar psych had gezegd: ‘Is dat dan niet genoeg?’

De informatiedichtheid past ook niet goed bij wat er gebeurt. Zo gebeuren er genoeg dingen die en detail worden beschreven die volstrekt oninteressant zijn, en dat Mona in het gesticht heeft gezeten komt in één zin, als ware het per ongeluk, naar voren. Zo wordt even genoemd dat een bed heeft geschud en dat is alles wat we als lezer over een aardbeving meekrijgen, maar over de uitslag op Mona’s huid weten we alles. De sterfscène van Mona’s opa had veel meer aandacht verdiend. Het lijkt er haast op dat de schrijver bang was om het verhaal te versnellen of te vertragen: alles gaat in hetzelfde tempo, en daardoor gaat alles in het verkeerde tempo.

Het personage Mona is ook niet erg geloofwaardig. Na alle ellende die ze meemaakt is haar grootste trauma dat ze ooit is geboren. Dat vertelt ze als ze bijkomt uit een erg slechte drugstrip. Dat is op zich al erg ongeloofwaardig: bewusteloos raken van de drugs, bijkomen, en dan vertellen over je moeders vagina. Toch is dat wat er het hele boek door gebeurt. Allerlei personages vertellen gewoon maar uit het niets hun diepste geheimen, bijvoorbeeld dat ze een luxe hoer was. Daarbij komt dat Mona niet een strevend personage is. Haar overkomt alles maar en vervolgens vertelt ze daarover, zoals een kleuter zou vertellen: ‘en toen, en toen, en toen.’ Er is geen samenhang, er iets niets dat ze wil bereiken, niets dat ze wil, haar handelingen zijn niet te begrijpen, anders dan: ze is wat gestoord, dus maakt ze foto’s van zichzelf in huizen waarin ze schoonmaakt. Waarom doet ze dat? Waarom dat ze het ene moment dat ze een fotograaf kan zijn en het volgende niet meer? Om het extra frustrerend te maken heeft Mona veel gesprekken met een niet bestaande vriend. Als ze in die gesprekken wat van haarzelf zou laten zien, zouden we iets van Mona kunnen begrijpen en waarderen, maar verder dan oppervlakkige praatjes en dommige grapjes komen die gesprekken niet.

Hoewel de romans nogal plat overkomen, worden er ook goede schrijvers in genoemd en geciteerd. Dat het citaat van Coetzee over een ochtenderectie gaat, is een signaal dat de schrijvers niet helemaal functioneel worden ingezet. Als Mona zich wat dommig en onhandig voelt wordt Of mice and man van Steinbeck erbij gehaald en er worden sowieso allemaal fantastische boeken gelezen. Als meneer Getver zegt: ‘Ik heb Plato, (…) en Socrates gelezen,’ is het lastig om de verwijzingen nog serieus te nemen. Socrates heeft namelijk niets geschreven en kennen we vooral als personage in de dialogen van Plato. Wat een plot had kunnen worden is het begin van Stofzuigen in het donker. Mona vindt steeds drollen in het huis waar ze schoonmaakt en ze vraagt zich af van wie die zijn. In plaats van dat ze iets gaat uitzoeken komt ze er via een anticlimax achter wie die drollen daar steeds neerlegt. Dit begin lijkt vooral een excuus te zijn om te vertellen over de blinde mevrouw die zich Maria Maria noemt en haar man die door Mona Duister genoemd wordt. Duister dringt zich op aan Mona en zowel Maria Maria als Mona laten hem maar begaan. Als Duister opduikt in het stadje waar Mona dan woont, komt Homerus om de hoek kijken. Mona krijgt te horen dat zij als schoonmaakster Odysseus herkent die terugkomt, en dat alleen zij dat kan. Nogal wiedes, in dat stadje kent niemand verder deze Duister, en daar gaat de vergelijking met Odysseus scheef.

Erik-Jan Hummel

Jen Beagin – Stofzuigen in het donker. Vertaald door Astrid Huisman en Roos van de Wardt. Atlas Contact, Amsterdam. 424 blz. € 24,99.