Recensie: Joan Didion – De verhalen die we onszelf vertellen
Zelfbedrog en respect
Joan Didion is van 1934 (Californië, Sacramento). Ze was dus zestien in 1950 en groeide op in de vijftiger jaren in een conservatief gezin. In 1964 deelde ze flyers uit voor de radicale en demagogische Barry Goldwater, de conservatieve Republikeinse presidentskandidaat. Niettemin vertrok ze op twintigjarige leeftijd zo gauw mogelijk naar de Oostkust om te gaan schrijven voor allerlei bladen. Observeren kon ze en schrijven. Ze werd bekend door originele uitspraken en haar intelligente taalgebruik.
In de zestiger jaren, in 1967 om precies te zijn, ging ze terug naar Californië. Ze was toen dus drieëndertig jaar. Geen wonder dat ze een genadeloos beeld schetste van de bloemenkinderen, die wiet rokend en paddo’s consumerend hun eigen baby’s lieten vervuilen. Ondertussen was ze zelf getrouwd met een veel drinkende man uit een Ierse katholieke familie, conservatief en ontevreden over zijn positie.
Het boek dat is samengesteld en ingeleid door Joost de Vries met als titel De verhalen die we onszelf vertellen begint met het essay ‘Kruipend naar Bethlehem’. Essay? Ik zou eerder zeggen ‘opstel’ of ‘verslag’ met een verhalende, kritische inslag. De eerste zin is meteen raak: ‘De neergang leek niet meer te stuiten.’ Het gaat zo verder:
Het was een land waar bankroet en boedelveilingen aan de orde van de dag waren, waar een moord nauwelijks de krant haalde, waar kinderen wegliepen en huizen leegstonden, en waar vandalen zelfs de obsceniteiten die ze overal opkalkten niet goed konden spellen.
Voor de lezer van nu is het onthullend dat de neergang van Amerika al lang voor Trump aan de gang is. Didion maakt duidelijk dat Amerika niet ten onder gaat door een buitenlandse vijand, maar door innerlijk verval. Een land waar de ongelijkheid bizarre proporties heeft aangenomen, waar miljoenen mensen leven in armoede, onverzekerd en dakloos, wordt uitgehold. Wat Didion doet is, zich klein houdend, mengen onder de groep die ze bestudeert. Als ze niet opvalt, laat de groep alles zien. Ze wil bijvoorbeeld praten met pubers die geen of weinig geld hebben. Ze neemt hamburgers en cola mee en gaat bij hen zitten. Dan hoort ze hoe een meisje is weggelopen van school, hoe ze naar de kerk moest en niet de kleren kreeg die ze wilde en hoe ze niet mocht omgaan met een jongen die niks presteerde. Ze heeft geen benul van hoe ze verder moet. Drugs moeten problemen oplossen of in elk geval verdoezelen. Jonge meisjes worden gevoerd met speed en lsd en vervolgens verhuurd voor een gangbang. Didion voert ze sprekend op en levert zonder commentaar de clichés: te gek, cool man, mediteren, high worden, weet je wel. Wij kennen die clichés van Koot en Bie en ze zijn al behoorlijk sleets geworden, maar in de tijd waarin Didion schreef was het nieuw en onthullend.
Een beroemd geworden reportage of beschouwing over een verkrachtingszaak speelt in New York. Een witte, succesvolle jogster zou verkracht en verminkt zijn door zwarte jongens. Didion volgt wat er in de samenleving en de pers gebeurt. Hoe de jongens voor ze berecht zijn al veroordeeld worden door kranten en waarom dat zo is: onder andere omdat ze zwart zijn, omdat ze het park eigenlijk hebben verkracht. Ze laat de rol van de kranten zien. De jongens bekenden zogenaamd. Ze waren ongenadig onder druk gezet. Pas meer dan tien jaar later bleken ze onschuldig aan deze verkrachting, toen een seriemoordenaar bekende dat hij het alleen had gedaan. Het dna-profiel kwam overeen met dat van hem.
Het gaat Didion niet om de uiteindelijke afloop. Het gaat haar om de maatschappelijke situatie waarin dit plaats vindt: de verkrachting, de veroordeling, de rechtzaak, het optreden van één jurylid dat vragen blijft stellen, het optreden van het OM. Didion:
Het idee dat de belangen van de ‘gentleman’ en het ‘ruwere volk’ wel eens tegenstrijdig zouden kunnnen zijn, speelde geen rol: in die tijd zorgde, net als nu, het verhaal dat men graag hoorde ervoor dat concrete conflicten verhuld werden, dat het verband tussen de rijkdom van enkelen en de blijvende armoede van een hele arbeidersklasse onbenoemd bleef.
We vertellen onszelf verhalen en denken dat de wereld zo in elkaar steekt. New York is in werkelijkheid een rotte appel. Dat geldt ook voor de presidenten van het land.
Clinton wist een impeachment te verijdelen door te bekennen – niet volledig, dat zou te erg zijn – dat hij een slippertje had gemaakt en het volk wilde een president die een echte man was. Vóór de voorverkiezingen in New Hampshire in 1992 was allang duidelijk wat voor vlees er in de kuip was. Leiders kunnen zich wat veroorloven: Quod licet Iovi, non licet bovi. We leven nu met nummer 45 en we wisten allemaal bij zijn inauguratie wat een ijdele, narcistische en bovendien gevaarlijke idioot was gekozen. Het volk wil bedrogen worden: dat zegt Didion niet letterlijk, maar ze laat het wel voelen.
In afdeling III staan ‘Persoonlijke notities’. Over zichzelf is Didion net zo cynisch en realistisch als over de samenleving: ‘onschuld eindigt wanneer je het waanidee kwijtraakt dat je van jezelf houdt’. Ze was afgewezen voor Phi Beta Kappa, een academisch eergezelschap. Ze dacht dat ze heel wat was met haar intelligentie, maar nee, die zorgde er immers voor dat ze haar fouten heel goed inzag. Hoe hou je dan zelfrespect? Je ziet mensen die niet te respecteren zijn, ijdele leeghoofden met een brutale bek, die heel gemakkelijk kunnen slapen en nooit gebukt gaan onder wroeging, alleen maar woede voelen omdat iets niet is gelukt of omdat iemand anders hen niet respecteert.
Een veelvoorkomend bijgeloof leert dat ‘zelfrespect’ zoiets is als een talisman tegen slangen, iets wat de mensen die erover beschikken in een of andere paradijselijke Hof van Eden laat vertoeven.
Dat is geen zelfrespect. Echt zelfrespect heeft te maken met vrede met zichzelf, met zelfverzoening. Je moet je fouten wel zien, de consequenties ervan accepteren. Toon karakter zoals dat vroeger heette. Dit heeft te maken met discipline die je al jong met leren. En dan komt er weer zo’n verrassende Didion-opmerking. Ze kreeg ooit het advies bij een huilbui een papieren zak over haar hoofd te trekken. Dat werkt omdat er minder zuurstof is, maar psychologisch is het van onschatbare waarde: ‘het lukt met geen mogelijkheid om jezelf met je hoofd in een zak van Food Fair nog steeds Cathy uit Wuthering Heights te wanen.’ Tucht en discipline, dat is waarvoor Didion pleit, in overeenstemming met haar opvoeding. Zij voegt eraan toe: het genadeloos bloot leggen van feministisch geklets en bedrog.
Remco Ekkers
Joan Didion – De verhalen die we onszelf vertellen. Vertaald door Koos Mebius, samengesteld en ingeleid door Joost de Vries. De Arbeiderspers, Amsterdam. 332 blz. € 23,50.