Column: Marie-José Klaver – Reve lezen na BLM
Reve lezen na BLM
Ik houd van Reve. Na het lezen van het interview met Gerri Eickhof in de Volkskrant van afgelopen zaterdag over zijn ervaringen met racisme ben ik geneigd om te schrijven: ik houd van het werk van Reve. Of beter nog: Ik houd van De ondergang van de familie Boslowits, De avonden, Op weg naar het einde en Nader tot U. Dan blijf ik op veilige afstand van Reves racisme. Die afstand is een luxepositie, realiseer ik me.
Eickhof vertelt hoe hij als puber Reve op tv hoort vertellen dat er tunnels moeten komen waardoor Surinaamse inwoners van de Bijlmer zich ongezien kunnen verplaatsen zodat de witte Amsterdammers niet met hen geconfronteerd hoeven te worden. De volgende dag ‘stak de leraar de loftrompet over zijn held Reve’. Het racisme van Reve, waarop de jonge Gerri Eickhof hem wees, deed hij af als ironie en grapjes.
In 2000 vertelde Reve volgens Eickhof in een interview met de VARAgids dat hij en zijn partner Joop Schafthuizen naar hun televisietoestel spugen als Gerri Eickhof op tv is. (In werkelijkheid is het Schafhuizen die dit vertelt.) In 2014 noemt Volkskrantjournalist Paul Onkenhout dit een ‘geweldig interview’. Nu reageert Eickhof met ironie:
‘Ik heb nog lang gedacht, elke keer als ik voor de camera stond: “Zo. Zitten ze weer lekker te spugen.” Dat schonk me buitengewoon veel genoegen.’
Wat doe je als een van je lievelingsschrijvers racistische uitspraken gedaan heeft? Ik worstel niet alleen met Reve, maar ook met Hannah Arendt en J.J. Voskuil. Arendt was van mening dat openbare scholen het recht hebben zwarte leerlingen te weigeren en dat de Verenigde Staten zich nooit schuldig hebben gemaakt aan kolonialisme en imperialisme. Ze vond ook dat de Roma een volk zonder cultuur zijn en had moeite met Joden uit Arabische landen die Ivriet spreken. Voskuil koketteert in een interview met Hanneke Groenteman uit 1999 met stemmen op de CD (Centrum Democraten).
In de vorige alinea luidde mijn tweede zin over Hannah Arendt oorspronkelijk: ‘Arendt, wier denken ik zeer bewonder, (…)’. Na mijn niet-limitatieve opsomming van haar racistische denkbeelden vroeg ik me af of ik iemand die zo dacht en schreef over zwarte Amerikanen, Roma en niet-Europese Joden wel zou moeten bewonderen.
Dat Reve zich regelmatig racistisch uitliet, weet ik al lang. In 5 vwo had ik een leraar Nederlands die niet meer tegen de kritiekloze Reve-verering kon en ons Het ironische van de ironie van Harry Mulisch liet lezen. Het racisme van Arendt is nieuw voor mij. Dankzij de discussies die door de Black Lives Matter-beweging zijn ontstaan, kwam ik in aanraking met onderzoek naar Arendts witte suprematie. Daarna viel mij Voskuils opmerking over zijn mogelijke stemgedrag op.
‘Elke vorm van denken is kritisch denken. Kritisch denken betekent ook dat je vijandig bent’, zei Hannah Arendt in 1973 in haar laatste interview met Rogier Errera. Zo voelt kritisch nadenken en schrijven over geliefde auteurs ook, alsof je geliefde vrienden aanvalt met wie je al 30 jaar een goede relatie hebt.
Er zijn tegenwoordig gemakkelijke en snelle oplossingen voor schrijvers die als fout worden ervaren. Ze worden uit de canon gegooid, gecanceld of krijgen een trigger warning. Ik ben daar niet voor. Kritisch lezen, je blinde vlekken opsporen en wegpoetsen, moeilijke vragen niet negeren (waarom zag ik niet eerder dat Arendts werk doordesemd is van wit superioriteitsdenken?), onderzoek doen en blijven discussiëren zijn mijns inziens betere manieren voor de omgang met omstreden schrijvers, boeken en theorieën. Het gaat namelijk niet om een simpel deugprobleem. Op de keper beschouwd deugt namelijk bijna niemand. Patricia Owens wijst er in haar onderzoek naar racisme in de theoretische canon op dat de antiracistische Frans-Martinikaanse psychiater, schrijver en filosoof Frantz Fanon seksistisch en homofoob was. Emmanuel Levinas, die bekend is geworden om zijn aandacht voor de ander, was niet in staat om de Palestijn als de ander te erkennen die gehoord wil worden. Max Weber, de grondlegger van de sociologie die een waardevrije wetenschap voorstond, stapte in 1899 uit het Alldeutsche Verband omdat deze racistische agitatiebeweging niet genoeg tegen Poolse immigranten deed. Zelfs Aristoteles, de grondlegger van de deugdenethiek, deugde niet. Aristoteles was voor slavernij, vond zelfs dat slavernij goed was voor de slaven, en vond vrouwen te minderwaardig voor burgerrechten.
Het gehele interview met Gerri Eickhof is hier te lezen.
Marie-José Klaver