Mussolini als voorafschaduwing

Hegels paradox dat we van de geschiedenis alleen maar leren dat we er niets van leren gaat eraan voorbij dat de geschiedenis toch een hoop inzicht kan bieden in wat we van de naaste toekomst kunnen verwachten. Met andere woorden: wat niet kan, is nog nooit gebeurd. En precies dat was een beweegreden voor een van Italiës belangrijkste auteurs van dit moment, Antonio Scurati, om zich te zetten aan een biografische romancyclus over Benito Mussolini, waarvan de vorig jaar in het Nederlands verschenen baksteen M. De zoon van de eeuw het eerste deel vormt. En ook voor het Vlaamse Davidsfonds was het een aanleiding om te komen met een vertaling van het in 1932 voor het eerst verschenen boek van Emil Ludwig: Gesprekken met Mussolini. Wie de geschiedenis kent van de ijdele oerpopulist uit het begin van de vorige eeuw, die ondanks al zijn wandaden de massa’s achter zich wist te scharen, kan zich een beter idee vormen van de toestand van de wereld op dit moment. Rooskleurige verwachtingen schept dat niet.

In 2019 vraagt Marjolijn de Cocq aan Antonio Scurati in een interview of hij met zijn roman een boodschap wil verkondigen. Hij bevestigt dit zonder enige terughoudendheid: ‘Mijn boodschap is niet alleen dat we moeten voorkomen dat het fascisme terugkeert – dat het misschien al ís teruggekeerd. […] Mussolini was het archetype van de populist. Omdat hij begreep wat de massa wilde. Hij liep niet voor de massa uit, als een gids naar een hoger doel. Nee, hij liep achter de massa aan – hij wilde de laagste gevoelens van de massa ruiken. Hij had geen eigen ideeën of idealen, maar hij voedde de gevoelens van de massa die hij had opgesnoven. In die zin is Mussolini al teruggekeerd. Zie Trump, zie Poetin. Of hier: Pim Fortuyn, Geert Wilders.’

Schrijver Toon Horsten trekt in zijn voorwoord bij Gesprekken met Mussolini van Emil Ludwig eveneens een papallel met het heden als hij aangeeft hoe volgens hem Mussolini vandaag de dag wordt gezien:

Niet zozeer als het prototype van de gewetenloze fascist en racist (dat laatste was hij zeker niet), maar eerder als dat van de grote populist, de daadkrachtige macho die zich al skiënd in bloot bovenlijf liet fotograferen – en daarmee soms echt een voorafschaduwing van sommige hedendaagse politieke leiders van rechts en links.

Scurati beschrijft in M. De zoon van de eeuw hoe Mussolini het volk voor zich probeert te winnen door zich af te zetten tegen de gevestigde orde die het heeft laten afweten. Daarbij is rancune een belangrijke brandstof. De nieuw aangetreden politicus denkt niet in oplossingen maar in verwijten; er is een oude garde waarmee moet worden afgerekend. Die oude garde heeft uit eigenbelang het land naar z’n mallemoer geholpen. Gelukkig is er een nieuwe leider opgestaan en een nieuwe beweging in het leven geroepen. De wereld is niet zo ingewikkeld als het volk steeds wordt voorgehouden. Wie zegt wat hij denkt en doet wat hij voelt zal meer bereiken dan degene die zich laat leiden door allerlei ingewikkelde afwegingen die te maken hebben met abstracties waarvan duidelijk valt aan te tonen dat ze op het actuele bestaan geen invloed hebben.

M. De zoon van de eeuw vangt aan met de oprichting van de Fasci di combattimento op 23 maart 1919. Dit is de fascistische beweging die Mussolini aan de top zal helpen. De dan 35-jarige aspirant-dictator is 5 jaar daarvoor geroyeerd uit de Socialistische Partij vanwege zijn pleit voor deelname aan de oorlog. Tot die tijd was hij hoofdredacteur van Avanti!, het leidende dagblad van de socialisten. Vijf jaar later is hij opnieuw hoofdredacteur, maar nu van het door hemzelf opgerichte Il Popolo d’Italia. Hij heeft zich opgeworpen als spreekbuis van de Arditi, de leden van de Italiaanse stoottroepen uit de Eerste Wereldoorlog die verbolgen zijn over het feit dat Italië, als een van de overwinnaars, bij het Verdrag van Versailles te weinig gebieden toebedeeld heeft gekregen. Met de Arditi bereidt Mussolini, ook wel ‘de Stichter’ genoemd, de Mars op Rome in oktober 1922 voor, die zal resulteren in zijn machtsovername.

In de eerste delen van de roman verschuift het perspectief herhaaldelijk naar Gabriele D’Annunzio, de beroemde en nog altijd veelgeprezen Italiaanse dichter die in 1919 met 2000 Arditi een vrijstaat sticht in de havenstad Fiume, het huidige Rijeka in Kroatië. D’Annunzio heeft ook als soldaat in de Eerste Wereldoorlog gevochten en een heldenstatus verworven. Ook hij is van mening dat Italië aanspraak had moeten maken op meer gebieden dan in het Verdrag van Versailles uiteindelijk werd vastgelegd. Hij probeert dat met zijn annexatie van Fiume eigenhandig recht te zetten. Als een bevrijder wordt hij in de stad binnengehaald door het Italiaanssprekende deel van de inwoners. De Italiaanse regering kan zich in de actie van D’Annunzio en diens Arditi echter in het geheel niet vinden. De steeds populairder wordende politicus Mussolini steunt hem wel.

D’Annunzio weet zijn vrijstaat 16 maanden overeind te houden. In december 1920 maakt het Italiaanse leger in een vijfdaagse oorlog een einde aan D’Annunzio’s avontuur dat nu wordt gezien als een brutale prelude op de extreem gewelddadige fascistische periode die op het punt staat te beginnen. Mussolini schrijft in zijn krant een artikel waarin hij D’Annunzio verdedigt. ‘De moord!’ staat er in zwarte chocoladeletters boven. De Fasci zijn ondanks de nederlaag populairder dan ooit. In de grote steden melden duizenden Italianen zich als nieuwe leden van de inmiddels 88 verschillende afdelingen. Scurati beschrijft ze als:

allemaal brave lieden in paniek, allemaal bezorgd. Allemaal mensen die in het diepst van hun vezels het tomeloze verlangen voelen om zich te onderwerpen aan een sterke man en tegelijkertijd om te heersen over de weerloze ander. Ze zijn bereid om de schoenen van iedere nieuwe baas te kussen, als ze maar iemand krijgen om te vertrappen.

Naarmate de populariteit van de Fasci groeit, worden ze steeds gewelddadiger. Socialisten en vakbondsleiders worden afgetuigd, soms voor de ogen van hun gezinnen, en gebouwen van socialistische organisaties worden aangevallen. In februari 1921 verwoest een fascistische knokploeg het vakbondskantoor in Triest. Kort daarna wordt het Milanese redactiekantoor van Avanti! in brand gestoken. Twee maanden later is het vakbondskantoor in Turijn aan de beurt. Scurati citeert uit een artikel dat Mussolini in februari van dat jaar publiceert:

We worden ervan beschuldigd geweld in de politiek te brengen. Wij zijn telkens gewelddadig als het nodig is… Ons geweld moet dat van de massa zijn, altijd geïnspireerd op ideale criteria en principes… Als we van die rode priesters en pastoors tegenkomen, dan dringen wij, die tegen alle kerken zijn, al respecteren we netjes de beleden godsdiensten, ons tussen deze laffe kudde schapen in en ruimen alles op.

In datzelfde jaar nog worden er verkiezingen uitgeroepen en komen de fascisten voor het eerst in het parlement. Mussolini voelt zich niet op zijn plek in dit huis waar naar zijn oordeel veel te veel wordt bediscussieerd en veel te weinig wordt gehandeld. De fascistische knokploegen blijven ondertussen Italië onveilig maken met hun verwoestende acties. Na 17 maanden verenigen de Fasci zich op drie punten buiten Rome en beginnen zij aan de symbolische mars die zal leiden tot de definitieve machtsovername van de fascisten. Uit angst voor een burgeroorlog besluit koning Victor Emanuel III Mussolini op te roepen om premier te worden en een kabinet samen te stellen. Op 30 oktober 1922 wordt Mussolini officieel premier van de nieuwe regering.

Ook als Mussolini het premierschap naar zich toe heeft weten te trekken, blijven de gewelddadigheden voortwoekeren. Dit culmineert aan het einde van de roman, we zijn aangeland in 1924, in de gruwelijke moord op een van Mussolini’s meest geduchte tegenstanders Giacomo Matteotti, de leider van de socialisten. Matteotti heeft zich uiterst kritisch uitgelaten over de fascisten en een pamflet gepubliceerd waarin hij hun gewelddadigheden aan de kaak stelt. In reactie daarop spreekt Mussolini in het parlement een doodsbedreiging uit aan het adres van Matteotti. Deze beseft onmiddellijk dat hij zijn leven niet meer zeker is.

Op 10 juni 1924 wordt de socialistische leider op klaarlichte dag in een Lancia Lambda gesleurd. Hij verdwijnt vervolgens spoorloos. Mussolini doet of zijn neus bloedt. Maar dan wordt op 16 augustus Mattaotti’s lijk gevonden na een uitgebreide zoektocht bij Riano, 23 kilometer ten noorden van Rome. Het is voor Mussolini niet meer mogelijk om zijn betrokkenheid bij deze misdaad volledig te ontkennen. Zijn populariteit daalt naar een desastreus dieptepunt. De Stichter doet wat hij gewoon is te doen als hij in het nauw komt. Hij neemt een vlucht naar voren. Scurati beschrijft hoe hij het parlement toespreekt alsof hij niet de lafhartige moordenaar is, maar de overwinnaar van het kwaad:

‘Welnu, heren, ik verklaar hier ten overstaan van de assemblee en ten overstaan van heel het Italiaanse volk, dat ik, ik alleen de politieke, morele, historische verantwoordelijkheid op me neem voor alles wat er is gebeurd. Als min of meer kreupele frasen volstaan om iemand op te hangen, kom maar op met de paal en kom maar op met het koord! Als het fascisme slechts wonderolie en wapenstok is geweest, en geen schitterende passie van het beste van de Italiaanse jeugd, dan is dat mijn schuld! Als het fascisme een samenzwering is geweest, dan ben ik de leider van die samenzwering!’

Andermaal staat er niemand op om de zoon van de eeuw een halt toe te roepen. De zaal reageert met één brul, respectvol, toegewijd, geestdriftig:

‘Allen met U! Allen met U, minister-president!’

M. De zoon van de eeuw is een documentaire roman. Elk voorval, ieder personage en zelfs de schaarse dialogen zijn historisch gedocumenteerd of door meer dan één bron onderbouwd. ‘Hiermee blijft wel staan dat de geschiedenis een verzinsel is waarvoor de werkelijkheid haar materiaal aanreikt. Alleen geen willekeurig verzinsel’, waarschuwt Scurati de lezer in zijn opmerkelijke vrijwaringsclausule. Het maakt de roman nog meeslepender voor wie die geschiedenis kent. De spanningsbogen worden niet zozeer bepaald door de vraag wat er te gebeuren staat, maar hoe de gebeurtenissen worden weergegeven. En Scurati weet daar op superieure wijze invulling aan te geven. Hij laat het verhaal stoppen op een strategisch moment: 3 januari 1925, het jaar waarin Mussolini zijn macht verabsoluteert om als dictator in het voetlicht te treden. Wie M. De zoon van de eeuw heeft gelezen kan niet wachten op het tweede deel van de Mussolinicyclus, waarvan Scurati op zijn Facebookpagina afgelopen juni heeft aangekondigd dat dat volgende maand in Italië gaat verschijnen onder de titel M. L’uomo della provvidenza.

Een heel ander soort boek is Gesprekken met Mussolini. Waar bij Scurati de feiten in dienst staan van het vertelde, is dit bij Emil Ludwig precies andersom. Ludwig was een Duitse schrijver die in de jaren twintig grote bekendheid verwierf met zijn biografieën van onder meer Goethe, Bismarck, Napoleon en Jezus. Hij combineerde historische feiten met fictie op een manier die internationaal bijzonder goed aansloeg. Met Erich Maria Remarque en Stefan Zweig behoorde hij tot de bestverkopende literatoren van Duitsland. Ludwig maakte ook interviewboeken. Daarvoor zocht hij onder meer Jozef Stalin op en Franklin D. Roosevelt. De gesprekken die Ludwig voert vormen de basis voor uitgebreide beschrijvingen van degenen die hij aan de tand voelt. Hij geeft niet enkel weer wat er wordt gezegd, maar komt met kleurrijke exposés van hoe zijn gesprekspartner zich beweegt, wat zijn gezichtsuitdrukkingen zijn, wat er in hem lijkt om te gaan en hoe de ruimte waarin de gesprekken worden gevoerd is ingericht. Op die manier weet hij een zeer gedetailleerd een levendig beeld te creëren van wie hij tegenover zich heeft.

In 1932 begeeft Ludwig zich naar Rome voor zijn ontmoeting met Mussolini. Deze kent de schrijver en heeft een aantal van diens biografieën gelezen. Het streelt zijn ijdelheid dat de beroemde biograaf zijn vizier nu op hem heeft gericht. Ludwig is dan ook van harte welkom in het Palazzo Venezia van waaruit het land met harde disciplinaire hand wordt bestuurd. Om aan de macht te kunnen blijven moet Mussolini er alles aan doen om het de massa naar de zin te maken. Tegenstanders worden geïntimideerd, opgesloten, uit de weg geruimd. Opvallend is op hoeveel vergevingsgezindheid de leider op dat moment nog mag rekenen, niet alleen van zijn achterban, maar ook van buitenstaanders die bereid zijn allerlei gruwelijkheden te negeren. Hij oogst zelfs internationaal nog steeds bewondering bij andere politieke leiders onder wie Winston Churchill. En ook Emil Ludwig toont zich uiterst coulant richting de dictator ten tijde van het interview.

Ludwig bezoekt Il Duce meerdere malen. Een bekend gegeven is dat Mussolini zijn bureau had opgesteld in een immense ruimte op zo’n manier dat zijn gasten eerst een flinke afstand hadden te overbruggen voordat ze hem in de ogen konden kijken. Hij had dit afgekeken van het Vaticaan, waar elke officiële gast in oude tijden eerst een groot aantal kapellen moest doorkruisen voordat hij voor zijn gastheer mocht neerknielen. Ludwig moet de overtocht naar de Stichter elke keer als hij een afspraak heeft maken:

Toen ik binnenkwam, zag ik Mussolini in de verte een krant doornemen. En toen ik de grote zee was overgezwommen en opdook aan de oever van zijn bureau, nam hij er een halve pagina met foto’s uit, die hij mij aanreikte met de ironische opmerking: ‘Hier! Alleen maar nieuwe tractoren, geen kanonnen! Alstublieft!’

En dan ontspint zich weer een gesprek. Ludwig peilt telkens de gemoedsgesteldheid van zijn gesprekspartner en hij houdt er rekening mee bij het stellen van zijn vragen. Als hij het idee krijgt dat Mussolini geagiteerd raakt, bindt hij onmiddellijk in. Als de dictator de indruk wekt dat hij over een bepaald onderwerp graag wil spreken, vraagt hij uitgebreid door. Daardoor kan de indruk ontstaan dat de interviewer zich door de geïnterviewde laat inpakken. Maar dat blijkt niet het geval te zijn. In een geraffineerd kat en muisspel weet Ludwig uiteindelijk vele uitspraken aan Mussolini te ontlokken die laten zien welke offers hij van zijn land verwacht ter meerdere eer en glorie van zijn machtsdrang.

Net als verschillende hedendaagse politieke leiders ervoer Mussolini de journalistiek als een hinderlijke tegenkracht, en dat terwijl hij zelf jarenlang journalist was geweest. Wat hij Ludwig in 1932 toevertrouwt klinkt helaas behoorlijk 2020:

‘De waarheid ligt in ieder land op de bodem van een put. Die moet je peilen om te zien hoe diep hij is. Maar ik ontken dat het bij persvrijheid gemakkelijker is, zelfs dat zoiets überhaupt bestaat. De pers luistert tegenwoordig veeleer overal naar economische of politieke belangengroepen.’

En hoewel Mussolini aanvankelijk niets ziet in de rassentheorieën zoals die aan het begin van de twintigste eeuw werden uitgebroed, leeft ook bij hem het idee dat niet alle mensen op gelijke wijze ingeschaald kunnen worden. Daarbij gaat de voorkeur uit naar de Europese volken en moet van bijvoorbeeld ‘nomadenvolken’ niet al te veel worden verwacht:

‘Alle volken die een geschiedenis hebben, hebben een eer. De nalatenschap van de voorvaderen is juist wat hun bestaan rechtvaardigt. Een natie die Shakespeare, Goethe of Pascal heeft voortgebracht, die Dante, Petrarca of Ariosto aan de wereld heeft geschonken, is geen nomadenvolk. De eer van de naties zie ik in de bijdrage die ze hebben geleverd aan de cultuur van de mensheid.’

Opvallend is dat Ludwig er duidelijk van overtuigd is dat Mussolini het land niet opnieuw in een oorlog zal storten. Toch zijn er bij Mussolini’s uitspraken ook dan al verschillende die in die richting wijzen. De dictator is een overtuigd nationalist met zelf een militair verleden die aangeeft dat het nationale gevoel van de Italianen te veel is afgezwakt en dat zij net zo veel licht en ruimte nodig hebben als anderen. Ludwig, die er een sterke pacifistische overtuiging op nahoudt, laat dergelijke zinnen telkens passeren zonder er de dreigende toon in te herkennen. Gezegd moet worden dat Mussolini het in 1932 ook niet slecht deed als wolf in schaapskleren. Hij had al verschillende vredesakkoorden getekend. Bovendien was wel duidelijk dat een oorlog ten koste zou gaan van zijn populariteit. Beter hield hij alles bij het normale. Als hij later zijn alliantie met Hitler sluit, leeft bij hem de hoop dat de nazi’s de kastanjes uit het vuur zullen halen zonder dat er al te veel offers gevraagd zullen worden van Italië.

Mussolini was ten slotte een macho zonder enige reserve. Hij was getrouwd maar hield er openlijk meerdere minnaressen op na. Hoe hij over vrouwen dacht wordt duidelijk als Ludwig hem erop wijst dat mannen en vrouwen in het openbare leven gelijk zijn:

‘De vrouw moet passief zijn!’ riep hij uit. ‘Zij is analytisch, niet synthetisch. (…) Mijn opvatting van haar rol in de staat verzet zich tegen elk feminisme. Natuurlijk moet ze geen slavin zijn, maar als ik haar het stemrecht gaf, zou ze mij uitlachen. In onze staat mag ze niet meetellen.’

Gesprekken met Mussolini bevat net als M. De zoon van de eeuw meerdere passages die verontrustende overeenkomsten laten zien tussen de opkomst van het fascisme in de vorige eeuw en de ontwikkelingen in de eerste twee decennia van het nieuwe millennium. Wereldwijde crises volgen elkaar in rap tempo op, groeperingen, regio’s, landen en hele werelddelen komen op steeds gespannener voet met elkaar te staan en politieke leiders deinzen er niet meer voor terug om smeulende vuurtjes aan te wakkeren die sinds de Tweede Wereldoorlog vooral gezien werden als bedreigingen van de wereldvrede: historisch nationalisme, folkloristisch traditionalisme, racistische polarisatie en ongefundeerde argwaan richting wetenschap en journalistiek. En net als honderd jaar geleden is rancune de belangrijkste drijfveer. De stem van de rancuneuzen klinkt weer luider dan ooit. Er worden muren gebouwd, kampen ingericht, bevolkingsgroepen verdreven, landsdelen geannexeerd en op alle niveaus lijken dit soort wandaden steeds gemakkelijker door de vingers te worden gezien omdat er grote belangen mee gemoeid zijn. Verantwoordelijken zijn, uitzonderingen daargelaten, steevast zelfbewuste machomannen, die pretenderen dat ze in tegenstelling tot hun tegenstanders hun gezonde verstand gebruiken en die ervan overtuigd zijn dat zij en niemand anders dan zij de waarheid in pacht hebben. Net als Mussolini zijn ze buitengewoon vatbaar voor hun eigen propagandistische praat. Wat hun niet zint is nepnieuws en wie zich tegen hun beleid verzet moet worden gestraft, hoe zwaar dat ligt maar net aan de mate waarin het oude op democratische fundamenten opgetrokken rechtstelsel kan worden afgebroken.

Met Gesprekken met Mussolini heeft Emil Ludwig een portret nagelaten van de dictator in de periode die ook in Scurati’s aangekondigde tweede deel van de cyclus wordt beschreven. Er zal daarmee een nog beter beeld ontstaan van wat de toekomst brengen moge, tenminste, als het werkelijk zo is dat we van de geschiedenis nimmer iets zullen leren.

Ronald Ohlsen

Emil Ludwig – Gesprekken met Mussolini. Vertaald door Aad van der Kooi en van een voorwoord voorzien door Toon Horsten. Davidsfonds / Standaarduitgeverij, Antwerpen. 174 blz. € 24,99.

Antonio Scurati – M. De zoon van de eeuw. Vertaald door Jan van der Haar. Uitgeverij Podium, Amsterdam. 851 blz. € 35.

Afbeelding: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/8/84/Benito_e_Romano_Mussolini%2C_spiaggia_di_Riccione_1932.jpg