Recensie: Bertram Koeleman – Het dreigbed
De constante dreiging van wreedheid
De beste verhalen zijn risicovolle verhalen. Verhalen waarin iets op het spel staat: liefst zowel voor de personages, als voor de lezer. Bertram Koeleman is op dat vlak de spannendste schrijver in het Nederlandse taalgebied. Als je je in het grimmige, zelfbewuste fictionele universum van Koeleman begeeft, ontmoet je niet alleen enkel gedesoriënteerde personages, maar ben je steeds minder zeker van de betrouwbaarheid van je eigen waarnemingen. Koeleman dringt als een uiterst geniaal illusionist het hoofd van de lezer binnen. Een samenvatting geven van de inhoud van verhalen, een opsomming van de gemene delers of een analyse van de thematiek gaat voorbij aan waar het in dit type literatuur omgaat: de hallucinante leeservaring. Van meet af aan is de lezer namelijk een onlosmakelijk onderdeel van de meticuleus in scène gezette vertelling.
In 2013 debuteerde Koeleman met de roman De huisvriend. In 2016 verscheen de verhalenbundel Engels voor leugens, in 2018 gevolgd door de roman Het wikkelhart. En nu is er Het dreigbed, een tweede verhalenbundel, met zestien verhalen. Koelemans personages lijken ook nu weer zo uit de Romantiek weggelopen: ze dromen, dwalen, trippen, zijn het spoor bijster, zijn buitenstaander in hun eigen leven en willen het liefst elders verkeren. Daar hebben ze uiteenlopende redenen voor, maar allemaal worstelen ze met angst, met de balans tussen afhankelijkheid en macht in de liefde en met de instabiliteit van het bestaan. Onder de oppervlakte schuilt een diepe verslagenheid en sluimert de constante dreiging van wreedheid.
Hoofdpersoon Millie uit het eerste verhaal ‘Het dreigbed’ ervaart het ouderschap als onaangenaam en ’s nachts
In het donker van de slaapkamer, in het donker achter haar ogen groeien haar kleine dagelijkse problemen uit tot enorme, allesoverschaduwende monsters. (…) Meer en meer, naarmate incident zich op crisis stapelt, heeft ze het idee dat alles wat ouders als normaal beschouwen onaangenaam is. Als je ze hoort zeggen van ja, dat hoort er nu eenmaal bij of ja, die van mij zijn echte nachtbrakertjes, slaaprovertjes, bloed-onder-mijn-nagels-vandaan-halertjes; is dat niet simpelweg een lacherige laag die wanhoop en angst maskeert? Is dat het ultieme taboe van ouderschap, dat niemand ervan geniet, maar dat iedereen doet alsof, omdat de sociale conventie het dicteert?
Als ze een andere moeder om een opvoedkundige tip vraagt, suggereert die een dreigbed, een time-outplek, waar een kind dat het te bont heeft gemaakt op moet gaan zitten. Millie vindt het kinky klinken, ‘als iets uit een sm-scenario’. Deze gedachte ontketent een reeks sadistische gebeurtenissen die haar zowel angst inboezemen als genot bezorgen. Het klassieke tweespan terror en ecstase bekruipt ook de lezer. Koelemans strakke stijl en compositie bezorgen je het onontkoombare gevoel zowel slachtoffer als medeplichtige te zijn aan de wreedheid, want ook jij geniet van het verlaten van het alledaagse.
Koeleman schotelt ons een duizelingwekkend geheel van beelden voor. Het ene verhaal biedt nog minder houvast dan het andere. Hoe krampachtiger je op zoek gaat naar de betekenis, hoe meer je aan het interpreteren en associëren slaat, hoe genadelozer Koeleman je om de oren slaat. Hij is je steeds drie stappen voor. Het gaat in zijn werk steevast over het wezen van de literatuur: de wisselwerking tussen schrijver-werk-lezer. Zijn werk is briljant metafictief, zonder pedant of hoogdravend te zijn. Dat zit hem vooral in de strakke opbouw van de bundel als geheel en in de kleine kwinkslagen, de doelbewust opgewekte associaties en spaarzaam gedoseerde vooruitwijzingen die in de verhalen verstopt zitten. Zo staat er niet voor niets in het vijfde verhaal ‘Aantekeningen over het schijven – een verhaal’:
De oplossing moet al in het verhaal aanwezig zijn, mag misschien zelfs al genoemd zijn, maar onnadrukkelijk, versluierd.
En in datzelfde verhaal gaat het niet zonder reden over voor-en nadelen van bepaalde vertelperspectieven. In ‘Hoe ik mijn rijbewijs haalde’, het verhaal dat erop volgt, zet Koeleman de ik-vorm direct op losse schroeven.
Dat vernuftig verdraaien van de interpretatie lijkt me ook de bedoeling bij de laatste zin uit de marketingtekst op de binnenflap van het boek: ‘Wat misschien nog het meest beangstigend is: het is zijn meest persoonlijke boek tot nu toe.’ Zo’n zinnetje doet het goed in het huidige tijdgewricht. Wat echt is, verkoopt. Maar als je er Het wikkelhart bij opslaat kan het niet anders zijn of Koeleman ironiseert subtiel die hunkering naar autobio, want daar verzucht personage Nick:
Je weet toch hoe het werkt? Waargebeurd is een deel van het spel. Het is marketing. Het is sowieso de enige manier waarop het publiek fictie nog serieus kan nemen. Iedere succesvolle schrijver weet dit. En gebruikt dit.
Waarvan akte.
Miriam Piters
Bertram Koeleman – Het dreigbed. Atlas Contact, Amsterdam. 248 blz. € 21,99.