Recensie: Frédéric Lenoir – Spinoza en de weg naar het geluk
De zoektocht naar wijsheid
De zeventiende-eeuwse filosoof Baruch Spinoza houdt ons nog altijd bezig. Politiek filosoof Leo Strauss merkte ooit op dat Spinoza niet zozeer voor zijn tijdgenoten schreef, maar voor ons, moderne mensen. Spinoza formuleerde de kerngedachten van de hedendaagse westerse samenleving. Hij maakte zich moedig los van de conventies en beperkingen van zijn tijd en ontwikkelde een filosofie die heden ten dage nog radicaal en zonder compromis is.
Tot zijn vele bewonderaars hoort de Franse filosoof en godsdiensthistoricus Frédéric Lenoir, die in 2017 Le miracle Spinoza schreef dat nu in het Nederlands is vertaald onder de titel Spinoza en de weg naar het geluk. ‘Ik houd van Spinoza en beschouw hem als een dierbare vriend in mijn eigen zoektocht naar wijsheid.’ Lenoir is een publieke figuur: hij is bekend schrijver en treedt veelvuldig op in de media. Zijn Spinozaboek werd in Frankrijk een groot succes, er werden in de eerste maanden na verschijning al meer dan 200.000 exemplaren van verkocht, wat zelfs voor een filosofisch angehaucht land als Frankrijk veel is.
Lenoir volgt Spinoza in zijn zoektocht naar de waarheid en het waarachtig geluk. Baruch Spinoza, die in 1656 uit de joodse gemeenschap in Amsterdam werd gestoten, volgde een leven van overdenking en filosoferen, culminerend in zijn beroemde Ethica, een filosofisch meesterwerk dat nog altijd voor velen een bron van inspiratie is én een intellectuele uitdaging.
Maar alvorens de Ethica te behandelen gaat Lenoir in op Spinoza’s andere geschriften, zoals het Theologisch-politiek traktaat, zijn tweede grote werk. Het is een krachtig pleidooi voor de vrijheid van denken en filosoferen, voor de fundamentele vrijheid alles kritisch te bezien, ook de godsdienst. Hij beschouwde de bijbel niet als een door God geopenbaard werk, maar als een vrucht van mensenwerk, vol innerlijke tegenspraak. Wie de bijbel beschouwt als het woord van God, maakt godsdienst tot bijgeloof, aldus Spinoza. Het tweede deel is vooral een verdediging van de vrijheid van meningsuiting, een rechtvaardiging van de ‘ware vrijheid’ die door regenten als raadspensionaris Johan de Witt werd voorgestaan. ‘Het doel van de staat is de vrijheid,’ zo vat Spinoza zijn opvatting kernachtig samen. Hij betoont zich hiermee, aldus Frédéric Lenoir, ‘de eerste moderne denker van onze liberale democratieën.’ Het is deze Spinoza, de filosoof van onze moderne, seculiere samenleving, die de stad Amsterdam zo graag als boegbeeld presenteert.
In het tweede deel, ‘Meester der wijsheid’, zet Lenoir zijn tanden in de Ethica, een moeilijk te doorgronden boek waarin Spinoza zijn filosofie op meetkundige wijze presenteert. Hij heeft zijn betoog opgebouwd uit definities, axioma’s, stellingen en bewijzen. Het is een uiterst knappe prestatie en bedoeld om het wetenschappelijke karakter van zijn betoog te onderbouwen, maar het heeft de leesbaarheid en toegankelijkheid ervan zeker niet bevorderd.
In de Ethica staat de vraag centraal: hoe moet de mens leven om geluk te vinden? Een belangrijk uitgangspunt voor Spinoza is dat de wereld bestaat uit één substantie, die hij ‘God, ofwel de natuur’ noemt, waaruit alles bestaat en waaruit alles noodzakelijkerwijs voortvloeit. God is niet, zoals in de joods-christelijke traditie, transcendent, een wezen buiten onze wereld, nee God is immanent, alles wat bestaat is in God aanwezig. God is geen externe kracht, maar een interne oorzaak. Het leven vindt plaats volgens de ijzeren wetten van de natuur, die niets anders zijn dan Gods wetten. Zoals Albert Einstein ooit opmerkte: ‘Ik geloof in de God van Spinoza, die zich openbaart in de harmonie van alles wat is, maar niet in de God die zich bemoeit met de lotswendingen en de handelingen van de mensen.’
De enige mogelijkheid tot menselijk geluk is het verder ontwikkelen van de rede. Een groeiende kennis van de wetten van de natuur en onze plaats daarin, zal de mens in staat stellen om zijn mogelijkheden optimaal te benutten. Het inzicht dat alles volgens natuurwetten verloopt, is essentieel om gelukkig te zijn. ‘Naarmate iemand zich dit soort kennis eigen gemaakt heeft, wordt hij zich meer van zichzelf en van God bewust, dat wil zeggen is hij volmaakter en gelukkiger,’ citeert Lenoir de filosoof. Zo kan er een intellectuele liefde bloeien voor God ofwel de natuur, ‘de bron van de werkelijke gelukzaligheid’. Lenoir schroomt niet om deze eenwording van de mens met het Zijn of het universum te vergelijken met oosterse godsdienstopvattingen over de versmelting van het eigen en het kosmisch bewustzijn. ‘Telkens weer ben ik verbaasd en vol bewondering dat één enkele man binnen een context waarin hij die filosofie onmogelijk kon kennen in staat is geweest op zoveel wezenlijke punten dezelfde stellingen te formuleren.’
Het is jammer dat Lenoir zich voor het levensverhaal van Spinoza vooral lijkt te baseren op de biografie van Johannes Colerus. Hoewel hij Spinoza’s gedachtegoed verwierp, schreef deze lutherse predikant in 1705 een welwillend levensverhaal over de filosoof dat echter op tal van punten niet correct is. Zo spreek Lenoir over een moordaanslag die vanuit joodse kring op Spinoza gepleegd zou zijn, maar dat is maar de vraag. Spinoza’s moderne biograaf Steven Nadler (Spinoza, A life, 2005) merkt hierover op: ‘Het is moeilijk te bepalen hoeveel geloof we aan dit verhaal moeten hechten.’ Hetzelfde geldt voor de amoureuze gevoelens die de vijfentwintigjarige Spinoza zou hebben gehad voor de veel jongere Clara Maria, dochter van zijn leermeester Franciscus van den Enden. ‘Het verhaal over zijn eigen liefde voor Maria en zijn wens om met haar te trouwen is hoogst onwaarschijnlijk,’ meent Nadler. Maar Lenoir trekt een vergaande conclusie uit deze vermeende affaire. Haar afwijzing bracht Spinoza ertoe een grote wending in zijn leven te maken. ‘Hij besluit definitief niet te trouwen en verhuist naar het platteland om zich volledig te kunnen concentreren op zijn nieuwe hartstocht, die zijn leven lang zal blijven bestaan: de filosofie.’ Een wel erg romantische interpretatie van Spinoza’s roeping.
Enfin, misschien is mijn kritiek wat muggezifterig. Want terwijl Franse filosofen hun betoog nog wel eens in een drijfzand van grote woorden willen laten verdrinken, heeft Lenoir een helder en beknopt boek geschreven over deze boeiende maar complexe filosoof en toont hij ons de actualiteit van Spinoza’s denken. Een prestatie van formaat.
Aart Aarsbergen
Frédéric Lenoir – Spinoza en de weg naar het geluk. Een filosofie van de eenvoud. Uit het Frans vertaald door Marga Blankestijn. Balans, Amsterdam. 224 blz. € 19,99.