Recensie: Guzel Jachina – Wolgakinderen
Dorp aan de rivier
Wolgakinderen is tweede roman van schrijfster Guzel Jachina en de opvolger van de bekroonde bestseller Zulajka opent haar ogen. Het verhaal draait om de schuchtere Jakob Bach, een onderwijzer uit het dorp Gnadenthal aan de Wolga. Hij leeft in de eerste helft van de 20ste eeuw en behoort tot de etnische Wolgaduitsers. Een tijd van grote veranderingen dus, maar daar merken Bach en zijn dorpsgenoten niet zoveel van. Is de Wolga een lange slagader door het onmetelijk grote Rusland, Gnadenthal blijft een kleine nederzetting met naïeve mensen. Op een dag krijgt Bach het verzoek les te gaan geven aan Klara Grimm, een boerendochter die aan de overkant van de rivier woont. Tussen de schuwe Klara en de verlegen Bach ontstaat een liefde, met verstrekkende gevolgen. Wanneer de Grimms vanwege de onrustige situatie naar Duitsland vertrekken, ontsnapt Klara, om zich bij Bach te voegen. Hoon van de gemeenschap over dit ongehuwd samenzijn is hun deel. Teruggevlucht naar de boerderij, wordt Klara in het bijzijn van de machteloze Bach verkracht door een paar soldaten – oorlog en verderf komen in Wolgakinderen mondjesmaat binnen, maar houden niettemin onwaarschijnlijk wreed huis. Door deze tragedie verliest Bach zijn spraakvermogen, terwijl Klara haar zwangerschap niet overleeft. Zo groeit de kleine Antje op zonder moeder en zonder stem- of identiteitsvorming. Pas als de jonge zwerver Vadja in het huis wordt opgenomen, ziet ze kans zich te ontwikkelen en echt op te groeien. Tussentijds wordt Bach een speelbal van de nieuwe machthebbers, die aan het verre Duitsland willen laten zien hoe goed het communisme is voor de kolonisten. In opdracht van een partijfunctionaris schrijft hij sprookjes op, die hij ooit hoorde van de eenvoudige Klara en die in hun grimmigheid vooruit wijzen naar de komende tragedies. De schrijver Bach heeft zijn muze én stem verloren en zet het leven naar zijn hand door compromisloos te kiezen voor de afzondering.
Met meer dan 520 pagina’s is Wolgakinderen een dik boek, wat komt door de lange beschrijvingen van het boerenbedrijf en het eenvoudige, soms magische leven aan de Wolga. Het is nauwgezet en ook fraai geschreven, met oog voor detail. Stemmig. Deze meer kwantitatieve benadering heeft echter een serieuze keerzijde. Laat ik maar met de deur in de boerenhoeve vallen: dit boek beviel mij niet.
Een voorbeeld. Jakob Bach is een excentriek natuurmens, die graag Faust reciteert, maar niet met de dorpelingen kan spreken. Hij blijkt namelijk te stotteren en houdt tegen de dorpelingen daarom wijselijk zijn mond. Nu ben ik wat stotteren betreft een ervaringsdeskundige, dus was ik benieuwd hoe dit gegeven zijn literaire beslag zou krijgen. Nou, niet dus. Afgezien van de paar keren dat de verliefde onderwijzer gewoon vloeiend met Klara spreekt, zwijgt hij. Reden: Jachina is niet echt van de dialoog. Dat Jakob zijn stem verliest is derhalve geen gebeurtenis, want hij zei toch al niks. Als lezer wordt je dus teleurgesteld, omdat het bij benoemen blijft. Net als zijn zogenaamde liefde voor Faust is er geen enkel bewijs voor wat er staat.
Trouwens: degenen die wel iets zeggen, roepen en schreeuwen vooral. Maar zelfs daar laat Jachina vreemde steken vallen. Neem bijvoorbeeld de hondsbrutale Vadja, die als acht à negenjarig hongerig zwervertje inbreekt in de hoeve en overmeesterd wordt. Na een aantal dagen gevangenschap schreeuwt hij naar Bach: ‘Saboteur en bloedzuiger! Zelf vreten, en ik kan op een houtje bijten?! Ik zal je niet toestaan om minderjarige kinderen te exploiteren! Ik dien een klacht in bij het partijcomité! En geef me nu onmiddellijk fatsoenlijk vreten!’ (pag. 376). Dit bijt. Een kind spreekt niet op zo’n volwassen toon – laat staan een zwervend, ongeschoold en verwaarloosd kind. Het kan het misschien imiteren, maar dat is hele andere schrijfdiscipline.
Het vervelende is dat ik deze lijst met ergernissen en teleurstellingen oneindig lang kan maken. Een kleine bloemlezing daarom. Jakob Bach – als Klara’s onderwijzer vooral een gids – memoreert vaak zijn liefde voor de poëzie van Goethe en Schiller, een liefde die vrijwel niet wordt geïllustreerd met enig dichtwerk. Hoe jammer! Eén dorpsbewoner heet ‘Böll’ en gebruikt vaak spreekwoorden die naar de dom van Keulen verwijzen. Vat u hem? Böll-Keulen? Hoe gezocht! Wanneer Antje voor het eerst de hoeve verlaat om de grote wereld te bezoeken lees ik: ‘Wat je voor het eerst ziet, grift zich in het geheugen als een reeks verbazingwekkende kleurenfoto’s’. Zoiets begrijp ik uiteraard, maar hoe weet dit onnozele meisje nou van het bestaan van kleurenfoto’s? Hoe inconsistent!
Op pagina 143 lees ik het volgende (Klara is net bevallen, Bach is even weggevlucht): ‘Bach stelde zich voor hoe Klara zou ontwaken, in haar onderhemd dat nat was van het zweet en het vruchtwater, in een ijskoude kamer, rillend van vermoeidheid en kou: toen hij wegging, had hij vergeten om de kachel aan te maken.’ Ik ben qua Russische winters geen ervaringsdeskundige, maar welke man vergeet in het winters zo bitterkoude Rusland de kachel aan te doen? Terwijl zijn vrouw ook nog net bevallen is? Natuurlijk: hij is verstrooid en gevoelig, maar dat is precies wat zo irritant is. Jakob Bach is mateloos onschuldig. Hij leeft in sprookjes en hoeft zich nooit aan ons te verantwoorden. Net als Klara Grimm heeft hij een naam die op een uitzonderingspositie wijst. In deze uitzondering ligt een visie op het leven besloten – iets met natuurverhalen, natuurindrukken en natuurlijk gebrouwen bosbessenjam. Iets met een echte kern dus, terwijl de rest zuinig, fanatiek, naïef en achterbaks is, folklore bedrijft, tegelwijsheden fulmineert en onwaarschijnlijk dom is. Na 525 pagina’s heb ik geen enkele Wolgaduitser leren kennen. Er wordt niet geleefd aan de Wolga. Er wordt gelopen in decors – mooi geschreven decors, dat wel. Wolgakinderen is een keurig en goed geschreven opstel, maar het boek heeft geen ziel. Het opstel is volledig en soms ook verrassend, maar het ademt niet de adem van mensen-mensen.
Jaap Krol
Guzel Jachina – Wolgakinderen. Uit het Russisch vertaald door Arthur Langeveld. Querido, Amsterdam. 536 blz. € 24,99.