Recensie: Jaap Scholten – Suikerbastaard
Toen was kolonialisme nog heel gewoon
Het programma Spoorloos zorgt voor veel mooie reünies, maar in de steenrijke fabrikantenfamilie Dupont zit de schrik er goed in als blijkt dat een zekere Dawit uit Ethiopië claimt dat hij een nazaat is van de familie. Frederik, schrijver, wordt door de familie naar Afrika gestuurd om te kijken of hij genetisch materiaal kan verzamelen om daadwerkelijk te controleren of er sprake is van een familieband.
Jaap Scholten baseerde Suikerbastaard op de echte geschiedenis van de machinefabriek Stork uit Twente die vanaf de jaren vijftig Twentse jongens naar Ethiopië zond om daar de suikerfabricage op gang te brengen. Het Ethiopië dat toen nog onder de cultleider van Keizer Haile Selassie viel en later na een militaire coup van de ene corrupte en gewelddadige regering overging naar de andere.
In Suikerbastaard herenigt Scholten Frederik met zijn oude jeugdliefde Mila. Zij leidt een onbekommerd leven in Italië, maar gaat in Ethiopië op zoek naar haar vader, die zo wil het verhaal, haar moeder had bezwangerd, maar in Ethiopië zijn verantwoordelijkheid ontliep. Mila is op zoek naar de vader die zij niet gekend heeft.
De makke van deze roman – naast het gruwelijk lelijke omslag – is een beetje dat het verhaal van Mila interessanter is dan het verhaal van de Dupont-zoon Dawit. Dat deel van de reis levert al snel een bevredigend antwoord op, waarna de focus verschuift naar de vader van Mila. Het hoofdverhaal zit dus bij een bijfiguur.
Een groot deel van Suikerbastaard is een fictionele reconstructie van het verhaal van Marinus (vader van Mila) die op zeer jonge leeftijd uitgezonden wordt naar Ethiopië en zich daar staande probeert te houden tussen alle verlokkingen van het land (drank, vrouwen, gokken) en geld probeert te sparen om een huisje te kopen voor zijn aanstaande vrouw. Daarmee wordt het verhaal van Frederik en Mila even opgeschort. De reconstructie past nog helemaal in het ouderwetse koloniale denken. De jongens van Dupont, zijn ondernemende, hardwerkende Nederlanders die genoeg geld verdienen om er lokale bedienden op na te houden (over wie je niet veel meer hoort dan dat ze nogal lui zijn bij het schoonmaken). De vrouwen zijn in Ethiopië over het algemeen ‘beeldschoon’, heel anders dan thuis.
In Twente bewogen veel vrouwen als holbewoonsters. Van oudsher tilden ze water, melk en kippenvoer in een emmer naast het lichaam. Dat trok hen naar de aarde en leidde tot uitstaande ellebogen en o-benen.
In de reconstructie blijft Marinus (als een van de weinigen) van de beeldschone dames af al denkt zijn geliefde in Nederland (de moeder van Mila) daar anders over. Een bezoekje van haar aan Ethiopië leidt het begin van het einde van de relatie in, al zal Mila juist dan geconcipieerd zijn.
Met ‘Zo moet het ongeveer gegaan zijn.’ sluit Scholten (of Frederik de schrijver) de reconstructie af en de rest van het verhaal gaat dan vooral over de zoektocht naar de vader van Mila, met als zijlijn een mogelijke romance tussen haar en Frederik.
Je kunt met alle discussies naar aanleiding van black lives matter een als roman gepresenteerd boek als Suikerbastaard niet meer onbevangen lezen. Je mist wel heel erg de zwarte stem in deze roman die alleen vanuit wit perspectief verteld wordt. Dat kun je Scholten niet verwijten, omdat hij stem geeft aan een Twentse arbeider die zich omhoogwerkt en die de lokale bevolking in tegenstelling tot veel anderen met respect bejegent. En toch is iemand als Couperus in De stille kracht al veel uitgesprokener over de aanwezigheid van Nederlanders op vreemd grondgebied dan Scholten in Suikerbastaard. Terwijl bij de couppoging iedere buitenlander het land ontvlucht, blijft Marinus in Ethiopië. Als je het boek uit hebt, snap je waarom. Schrijver Frederik heeft zijn verhaal, al is het een ander verhaal dan waarvoor hij ging.
Coen Peppelenbos
Jaap Scholten – Suikerbastaard. Pluim|AFdH, Amsterdam/Antwerpen|Enschede/Doetinchem. 576 blz. € 26,50.