Recensie: Simon Vestdijk – Aktaion onder de sterren
Geboren uit een hogere nieuwsgierigheid
Op een avond observeren drie jongens een vreemde ruiter, die op weg is naar de burcht van Jolkos. Wat hen opvalt is dat ze wel het bovenlichaam van de man kunnen zien, maar niet zijn benen. En ook het hoofd van het paard ontbreekt. Met deze raadselachtige verschijning begint Aktaion onder de sterren, de roman van Simon Vestdijk. Spoedig wordt duidelijk dat het hier om Cheiron gaat, een centaur, die door de koning en koningin van Jolkos wordt belast met de opvoeding van kroonprins Aktaion. De eerste beschrijving die Vestdijk van de centaur geeft, is onvergetelijk:
Ook onder de maaltijd zat hij tussen de koning en de koningin, voor het eerst even groot als zij beiden op hun hoge leuningstoelen, waarvoor voetenbanken waren geplaatst. Hij zat op de grond, achter een tafeltje, waarop de knoflooksoep dampte. Hij zat op zijn gevouwen paardenbenen, als een kind dat al zijn aandacht heeft bij de dingen op de vloer waarmee het speelt, en waarvoor ook de blote tenen dienst kunnen doen, wanneer de armpjes niet lang genoeg zijn. Boven de omtrekken van het liggende paardenlijf, een warklomp van bruin vlees en geknakte poten, door de menselijke wil tot onmogelijke standen gedwongen, rees een krachtige, sterk behaarde borstkas uit, en daarboven de baardige kop, die van nature een woeste en nobele spijtigheid uitdrukte. Het viel op, dat hij zeer fijngevormde handen had.
Het koningspaar wordt enorm in beslag genomen door hun afkomst, die eigenlijk niet hoog genoeg is om mee te doen met andere heersers uit de buurt. Hun voorgeslacht bestaat uit zwakke of onbekende goden en Cheiron helpt hen om hun status te verhogen. Vestdijk wijst in dit verband steeds ironisch op de muurschilderingen in het paleis waarop heldendaden uitgebeeld worden, die helemaal niets met de koninklijke familie te maken hebben. Aktaion houdt zich hier helemaal niet mee bezig, hij is verzot op de jacht en Vestdijk typeert hem als echt een opstandige jongere. Hij staat nog steeds onder de invloed van Simaetha, zijn oude min. Door haar is Aktaion een aanhanger van Artemis geworden, voor wie hij overal stiekem altaartjes heeft opgericht. De officiële god van zijn ouders en de inwoners van Jolkos is Apollo. Cheiron krijgt als opdracht Aktaion klaar te stomen voor zijn toekomstige heersersrol. De methode die Cheiron hiervoor kiest is subtiel: hij doet net alsof hij de kroonprins in alles zijn gang laat gaan en behandelt hem in discussies als een volwassene. Op die manier wint hij zijn vertrouwen.
Als paardmens verenigt Cheiron twee totaal verschillende karakters in zich. Hij is aan de ene kant gevoelig, artistiek (hij beeldhouwt in marmer) en betrouwbaar, maar hij kan ook onbehouwen en ongeremd zijn. Cheiron geeft deze typering van zichzelf:
In mij heb je veeleer een natuurlijke eenheid te zien tussen mens en paard, geboren uit een hogere nieuwsgierigheid van de een voor de ander. De mens wilde het dier beter leren kennen, waar hij tot nog toe alleen maar voordeel van trok, en het dier besloot na te gaan of het de mens met enig recht als zijn meester mocht beschouwen. Ik vertel je nu mijn eigen opvattingen over mijzelf. Misschien ben ik in werkelijkheid alleen maar een landloper, die niet deugen wil, evenals je eerste paedogogos, en wiens eigenaardige lichaamsbouw aan een misvormende gewrichtsziekte moet worden toegeschreven, al loop ik vlug genoeg.
Het is de dierlijke kant van Cheiron die zichtbaar wordt op de huwelijksdag van Aktaion, waardoor het verhaal ook een andere wending krijgt. Alles wat in harmonie leek te zijn ongebouwd, wordt dan in één keer verwoest. Cheiron heeft al vaak met begerige blikken naar Timandra, de bruid van Aktaion gekeken. Bij de huwelijksvoltrekking duiken opeens nog meer centaurs op en samen vergrijpen ze zich aan de aanwezige vrouwen. Het is dan weer zijn menselijke kant die Cheiron ervan weerhoudt Timandra te verschalken. Na dit incident trekt hij zich terug in de bergen boven Jolkos waar hij in een grot een atelier inricht. De koning is bij de overval van de centaurs gewond geraakt en kan niet langer zijn koninklijke taken uitvoeren. Het huwelijksritueel is niet geheel voltooid, waardoor Aktaion en zijn bruid nog steeds niet getrouwd zijn. Aktaion ziet de verstoring van zijn huwelijksvoltrekking als een teken van Artemis, dat hij zich sterker voor haar moet maken. Na de dood van zijn vader wordt hij niet als zijn opvolger benoemd omdat hij weigert zijn lievelingsgodin los te laten. Ook in dit deel van het verhaal heeft Cheiron een sturende rol, maar veel meer vanaf een afstand, vanuit zijn schuilplaats. Aktaion komt ondertussen steeds dichter bij zijn bestemming, zoals beschreven in de Metamorfosen van Ovidius. Als hij uiteindelijk de godin ontmoet is zij naakt omdat ze met haar nimfen baadt in een bron. Aktaion staat bij dit schouwspel als aan de grond genageld en wordt voor zijn schaamteloze gedrag door de godin verandert in een driejarig hert.
Aktaion onder de sterren is een speels boek, waarin Vestdijk een mythe realistisch beschrijft. Zoals de inwoners van Jolkos de centaur accepteren als een normaal verschijnsel, zo schetst Vestdijk hem ook als een menselijk karakter. Cheiron is een grensgeval, niet helemaal een mens maar ook niet helemaal een dier. Vestdijk speelt voortdurend op knappe wijze met dit gegeven, waarbij zich dan weer bovennatuurlijke situaties voordoen en dan weer gebeurtenissen die aanleiding geven tot subtiele psychologische analyses. Daarbij schetst Vestdijk een overtuigend beeld van de situatie aan het hof van Jolkos, de machinaties rond de koning en in de sinistere rol van de oude min leeft hij zich helemaal uit. De titel van de roman is enigszins misleidend, in die zin dat Cheiron toch de eigenlijke hoofdpersoon van het boek is. Vooral het eerste deel van het boek wordt verteld met een licht ironische ondertoon, zonder dat het mythologische aspect van het verhaal belachelijk gemaakt wordt. Er is dan ook ruimte voor lyrische passages, bijvoorbeeld als Cheiron zich tot verbazing van de toeschouwers mengt tussen paarden die in een wei lopen.
Met de hand aan de halsband der windhonden keken zij in stille verwondering toe. Vier nog nimmer gedresseerde paarden vormden figuren in eensgezinde regelmaat, gelijktijdig steigerend, stappend als telgangers, elkaar bestormend, elkaar achternazittend als de vier winden, of onzichtbare strijdwagens trekkend. En in hun midden, de spil van al hun kunsten, liep of draafde de kentaur, soms in hun figuren gemengd, dan weer nieuwe figuren aangevend. De snelheid steeg. Steeds heviger wervelden zij om elkaar heen. Zo veeleisend was deze haastige meetkunde, op het kleinste bestek door hen betracht, dat geen der toeschouwers zou hebben weten te zeggen waar het begon en waar het eindigde, en of het stilstond of dat het bewoog, zoals ook de tijd doet, die voortstroomt als water en waarvan de momenten kunnen zijn als rotsblokken in een rivier.
Deze speelse toon verdwijnt in het tweede deel bijna ongemerkt als het verhaal verandert in een tragedie, waarbij Cheiron zich afzondert in zijn grot en Aktaion niets anders doet dan jagen in de hoop Artemis te ontmoeten. Op dat punt in de roman introduceert Vestdijk nog een nieuwe figuur (Melikertes, een neef van Aktaion), die de centaur gezelschap gaat houden. Hij fungeert vooral als observator en door zijn ogen zien we het eindspel van het verhaal: Aktaion die in zijn gedaante als hert door zijn eigen jachthonden verscheurd wordt en Cheiron, die kiest voor de dood nadat hij er nog voor gezorgd heeft dat zijn pupil opgenomen wordt in het hemelse sterrenstelsel. Het slot is prachtig, vol ingehouden dramatiek, waarbij Vestdijk subtiel gebruik maakt van de gegevens uit Ovidius en toch nog weer zijn eigen interpretatie geeft. In deze roman komt Vestdijk steeds met passages die blijk geven van zijn enorme plezier in het herscheppen van de mythe van Aktaion.
Geheel opgaand in de beschouwing van zijn leermeester en de lachbaard aan de overkant, had hij niet gemerkt, dat de dans der groeiende korenaren reeds begonnen was. De agora was nu zeer zilverig. Een dun getokkel, enkele barbaarse fluiten en bekkens, begeleidden de dans, waarbij tien meisjes in het wit door handbewegingen de groei en de stijgende hoogte van het gewas tot uitbeelding brachten, terwijl hun lichamen golfden als koren op de wind. Maar de hand was het voornaamste; die trok de aren uit de grond, die deed de natuur voor hoe zij doen moest, opdat het een half jaar lang niet vergeten zou worden, en de voeten schreden tussen al die onzichtbare blonde stengels door en knakten er niet een.
Doeke Sijens
Simon Vestdijk – Aktaion onder de sterren. Roman uit het voor-Homerische Griekenland (1941) is opgenomen in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (DBNL) en als boek uitsluitend antiquarisch te koop.
Lees ook: Rudi van der Paardt, Over de Griekse romans van Simon Vestdijk, Amsterdam, 1979.
(Afbeelding: Titiaan – The Death of Actaeon, Publiek domein)