Recensie: Stephan Abarbanell – Het licht van die dagen
Papieren James Bond
De onoplosbare tegenstellingen en het daaruit voortvloeiende geweld in het Midden-Oosten, waar uiteenlopende landen, groeperingen en individuen elkaar al generaties bestrijden, bevatten talloze aanknopingspunten voor literaire intriges en spannende ontwikkelingen. Stephan Abarbanell put ook in zijn tweede roman, Het licht van die dagen, gretig uit de middelen die fictie biedt om het menselijke verhaal achter deze oneindige opeenvolging van gewelddaden bloot te leggen. Maar waar het geopolitieke conflict ruig en onontwarbaar is gebleken, wordt Abarbanells roman juist gekenmerkt door een haast bezeten drang om elk detail te willen afhechten.
Er was een tijd dat Israël een soort socialistische proeftuin was. Jonge mensen uit de hele wereld gingen er vervuld van idealisme een tijdje in een kibboets werken. Om de nog prille Joodse staat op weg te helpen in een zeer vijandige omgeving. Zo ook de jonge Duitse arts Robert Landauer. Bij een raketaanval dicht bij de Israëlisch-Libanese grens redt een vreemdeling diens leven. Dat Landauer dertig jaar later in zijn woonplaats Berlijn uitgerekend de door de hitte bevangen dochter van de man die hem ooit het leven redde in veiligheid weet te brengen, is het begin van een intrigerend verhaal, dat zich deels in het verleden, de tijd van Yasser Arafat, deels in onze huidige eeuw afspeelt. In Berlijn en Beiroet, maar ook op andere locaties in het Midden-Oosten en Europa. Er wordt dus veel heen en weer gesprongen, wat het verhaal onmiskenbaar een grote dynamiek geeft.
Landauer, als medisch wetenschapper betrokken bij baanbrekend alzheimeronderzoek, maar daarbij in ongenade gevallen, komt dus door ongelooflijk toeval zijn vroegere redder weer op het spoor. Deze man, Fouad Tamimi, een succesvol Palestijns zakenman, die door al even groot toeval ook in Berlijn leeft, heeft in zijn jonge jaren zielsveel van een vrouw gehouden, die spoorloos verdwenen is. Dat Landauer Tamimi’s dochter veilig thuis heeft gebracht, is kennelijk niet genoeg wisselgeld voor Tamimi’s heldendaad van destijds, want hij vraagt van Landauer op zoek te gaan naar die vrouw. Het is het begin van een lange reeks verwikkelingen, die zowel het persoonlijke verhaal van Landauer vertellen als dat van de mensen met wie hij in aanraking komt. Vaak zijn dat aantrekkelijke vrouwen, waar Landauer als een papieren James Bond graag mee optrekt, maar ook rijke en sluwe heren in huizen als paleizen, van wie niet gemakkelijk is vast te stellen wiens belangen zij precies dienen.
Zo gaat dat in het Midden-Oosten, moeten we daar uit leren. Wie is er ook niet bij de moeder aller geopolitieke conflicten betrokken? Israël, Libanon, Syrië, De Verenigde Staten, Turkije, Iran, Europa, Rusland, Saoedi-Arabië, Egypte, Qatar, Hamas, de Moslimbroederschap, IS, Hezbollah. En ‘wie houdt onder tafel wiens hand vast, of juist een doorgeladen revolver?’, zegt Uri Baum, voormalig lid van een elite-eenheid van het Israëlische leger en een van de informanten van Landauer, ergens in het boek. Ook deze man leeft toevallig in Berlijn, teruggetrokken, want hij is nog altijd bang voor represailles van deze of gene.
In het begin van de nieuwe eeuw rebellie, samen met andere officieren, tegen de bezetting van de Palestijnse gebieden, tegen de regering. Een manifest, berichten in de openbaarheid, Uri Baum was een van de woordvoerders, voor de een een held, voor de ander een verrader, een nestbevuiler, een stuk stront.
Gelukkig kan Landauer zich op zijn zoektocht laten bijstaan door Mila, een kordate journaliste van de Volkskrant, die hij in de miljoenenstad Beiroet zelfs tot twee keer toe bij toeval was tegengekomen. Zij (‘U hebt iets met toeval, niet?’) is een vanzelfsprekend aantrekkelijke, kortgeknipte blondine zonder vrees, die als ervaren buitenlandreporter natuurlijk de noodzakelijke weggetjes en informanten kent. Maar voor de twee meer te weten komen over wat er met de verdwenen Palestijnse kunstenares Sahira Hatoum is gebeurd, moeten ze er eerst achterkomen wie of wat Tamimi eigenlijk zelf vertegenwoordigt. Zowel hij als zijn verdwenen bruid blijken ooit militante activisten van de Palestijnse bevrijdingsorganisatie PLO te zijn geweest en met die wetenschap wordt al veel duidelijk.
Abarbanell, die in zijn eerste roman, Morgenland, veel aandacht besteedt aan de vestiging van de Joodse staat, weet met grote kennis van zaken de verziekte verhoudingen in het Midden-Oosten te schetsen, niet in de laatste plaats de gevolgen die dat heeft voor ieder menselijk contact, dat nooit zonder een bepaalde mate van argwaan plaats kan hebben. Fictie kan daarbij goed van pas komen, maar Abarbanell heeft in zijn drift als romanschrijver de neiging elk draadje te willen afhechten, waardoor op een wat krampachtige manier geen handdruk zonder betekenis is, geen blik zonder bedoeling en geen locatie zonder lading.
Er zijn ongetwijfeld genoeg mensen die zulk minutieus puzzelwerk waarderen, maar Abarbanells roman wordt hiermee ondanks zijn woordenrijkdom, levendige stijl, ritme en inventieve perspectieven toch te veel een ijverig ingevuld schema. Maar mooi is het wel dat zelfs de personages af en toe opmerkingen beginnen te maken dat zo veel toeval ook hen begint op te vallen.
André Keikes
Stephan Abarbanell – Het licht van die dagen. Uit het Duits vertaald door Marcel Misset. Signatuur, Amsterdam. 352 blz. € 22,99.