Recensie: Pieter Waterdrinker – De rat van Amsterdam
God beware ons voor de romannetjes!
Het meest opmerkelijke aan De rat van Amsterdam is het gebrek aan ophef. Ondanks de gebruikelijke disclaimer dat iedere overeenkomst van personen in het boek met personen in de werkelijkheid berust op zuiver toeval, is het portret dat Waterdrinker in de roman schetst van Clemens Mudmann en zijn Nationale Armenloterij wel degelijk een frontale aanval op Boudewijn Poelmann en de Nationale Postcode Loterij.
‘Liefdadigheid is het teruggeven van een fooi door een paar enkelingen die de massa eerst hebben beroofd. Ze willen hun slechte geweten afkopen, maar het smerige systeem dat hun alle rijkdom en privileges heeft gebracht voor hun nakomelingen behouden.’
Deze kernachtige samenvatting door Phaedra, de dochter van Clemens Mudmann, wordt op driekwart van de roman gedaan als we alle ins en outs van de Nationale Armenloterij weten. Ruben Katz, de hoofdpersoon van deze kloeke roman, is een rat onder de ratten geworden. Hij is niet de baas, maar heeft wel het systeem bedacht achter het succes van de loterij. Waterdrinker laat zien hoe nauw vervlochten die loterijwereld met de politiek en de media is en hoe makkelijk mensen zich laten corrumperen.
Bij het debuut van Waterdrinker uit 1998 kreeg de schrijver meteen een proces aan zijn broek van de burgemeester van Zandvoort. De rechtszaak sleepte tot de vrijspraak in 2001. Daarom is het moedig dat Waterdrinker nu de frontale aanval kiest op de mannen van de Postcodeloterij met hun bv’tjes en hun constructies. Een rechtszaak zou problematisch worden omdat De rat van Amsterdam een realistisch beeld geeft van die wereld waarin geld verdiend wordt, terwijl de schijn opgehouden wordt dat je het doet voor een betere wereld. Jammer dat Waterdrinker niet meer de BookSpot Literatuur Prijs kan winnen, want Poelmann heeft die onrendabele bedrijfstak inmiddels verpatst.
De rat van Amsterdam is geschreven als een levensverhaal, opgeschreven in de gevangenis door Ruben Katz. Als ‘vaderjood’ is hij met zijn ouders gevlucht uit Riga, na de dood van zus. Het reisdoel was Israël, maar het gezin strandt, mede dankzij een wat al te opportunistische vader die iets te veel van de plotselinge vrijheid geniet, in Nederland. Ze komen als vluchtelingengezin uiteindelijk terecht in pension Zeezicht, waarschijnlijk in Zandvoort – ik kon de naam niet terugvinden – waarbij Waterdrinker net als in zijn debuut het antisemitische karakter van enkele bewoners van de badplaats kan onderstrepen.
Waterdrinker vertelt het levensverhaal sprongsgewijs. Ruben Katz werkt bezeten aan zijn verhaal aan de vooravond van een nieuw proces dat tegen hem aangespannen wordt door Clemens Mudmann, omdat deze hem beschuldigt van de moord op zijn dochter en aan de vooravond van zijn ontsnapping uit de gevangenis. Het verhaal schiet daarbij heen en weer tussen het familieverhaal, het heden in de gevangenis, de aanval op Nationale Armenloterij en een politieke roman. Het zelfportret dat Katz maakt is deels grotesk, want hij kent alle Russische klassieken, is zo af en toe verslaafd, heeft dankzij zijn grote geslacht heftige macho-achtige erotische avonturen en komt uiteindelijk in een propagandagroep die Rusland ziet als de laatste hoeder van Europese waarden. Er vallen mussen van het dak zonder enige betekenis: zo wordt op pagina 552 opeens gewag gemaakt van de tennislessen die Katz ooit heeft gevolgd, maar dat gegeven kwamen we eerder niet tegen en later komt het ook niet terug. Katz deinst er ook niet voor terug om zo af en toe een vertelcliché in zijn verhaal in te voegen. ‘Inwendig kookte ik van woede. Met bonkend hart, strak voor me uit kijkend […]’
Maar dat dondert niet, want Waterdrinker durft grote thema’s op te pakken en aan literaire scherpslijperij doen we dan even niet. Meteen in het begin laat Katz zijn ideeën over schrijverschap al zien en ik vermoed dat we hier bijna één op één de visie van Waterdrinker kunnen teruglezen:
God beware ons voor de romannetjes!
Voor het maandverbandproza, het eliteproza, het boerenzonen- en dochterproza, het feministenproza, het esoterische proza, het niet-westerse migrantenproza, het blanke middenstandsproza, het politieke proza, de literaire verheerlijkers van de natuur, van de heren- en de vrouwenliefde, wier kongsi’s doorlopen tot de hoogste regionen van de cultuur en de politiek; van de valse exegeten van de Bijbel, de Koran, de zweverige yogatroep uit het Verre Oosten, de zelfbenoemde evangelisten van de voortreffelijke Erasmus.
Er zit een licht cynische ondertoon in De rat van Amsterdam. Iedereen speelt een spel of is onderdeel van een maskerade. Mudmann, maar Katz ook. Iedereen laat zich voor een karretje spannen. Bijna niemand ontkomt daaraan, misschien de moeder van Katz, die teruggaat naar Riga om te rouwen bij het graf van haar dochter. Zij wordt uiteindelijk dement. Een vrij zwart wereldbeeld walmt van de pagina’s. Idealisme eindigt altijd in teleurstelling, ambitie wordt gesmoord in mislukking.
Als de Forum-mannen nog geleefd zouden hebben, dan zou Waterdrinker direct als een ‘vent’ erkend worden. Je moet na zo’n roman even bijkomen voordat je weer aan een trilogie over de ingegroeide teennagel van een andere Nederlandse auteur durft te beginnen.
Coen Peppelenbos
Pieter Waterdrinker – De rat van Amsterdam. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 592 blz. € 26,99.