Recensie: Arthur Japin – Mrs. Degas
Het liefdesverdriet van Edgar Degas
De Franse schilder Edgar Degas is nooit getrouwd. Ook had hij nooit een relatie. Wel was er een vrouw in zijn leven, maar die werd voor zijn neus weggekaapt door zijn jongere broer René: zijn Amerikaanse nichtje Estelle. Zij was zijn grote liefde en is dat altijd gebleven, ook toen zij al lang meerdere kinderen van René Degas had en blind was geworden. Uiteindelijk werd Degas zelf ook blind en moest hij het schilderen opgeven. Arthur Japin werkt dit gegeven uit in zijn nieuwe roman Mrs. Degas en toont zich opnieuw een meester in het zich toe-eigenen van een historisch verhaal, waarin niet alleen de historische figuren een gezicht krijgen maar ook zijn eigen obsessies weer opdoemen.
De roman begint in het jaar 1913 in Parijs. Een jonge vrouw stelt zich voor aan de oude schilder Edgar Degas. De schilder is blind en staat op het punt te verhuizen naar een kleinere woning. De enorme inboedel aan schilderijen van hemzelf en andere schilders en van talloze documenten, brieven en krabbels moet nog een keer door zijn handen gaan om te bepalen wat mee gaat of wat weg kan. De jonge vrouw zegt gestuurd te zijn om Degas daarmee te helpen. Wie zij is, wordt pas duidelijk aan het slot en dat geeft de roman meteen een prettige spanning waardoor je wilt doorlezen. De roman is feitelijk voor een groot gedeelte het verslag dat de jonge vrouw aan haar opdrachtgever doet, die ook lang onduidelijk blijft.
Al snel lees je dat de jonge vrouw een specifieke interesse heeft in een ‘haar’, dat al snel in de flashbacks van het leven van Degas zijn geliefde Amerikaanse nichtje Estelle blijkt te zijn. De familie Degas had een Amerikaanse tak, die in het zuidelijke New Orleans in de katoenindustrie zat en in de jaren vijftig van de 19e eeuw de Amerikaanse Burgeroorlog meemaakte. In 1863 komt Degas’ tante met haar twee dochters Didi en Estelle naar Frankrijk om die oorlog even te ontvluchten. Ze logeren eerst een tijdje bij Edgar in Parijs en gaan daarna nog een paar weken met broer René Degas naar Bourg-en-Bresse. Tot zijn grote spijt kan Edgar niet mee naar Bourg. Hij is dan inmiddels tot over zijn oren verliefd op Estelle en moet met lede ogen toezien dat zijn broer er met de buit vandoor gaat en Estelle uiteindelijk volgt naar New Orleans om daar hun oom te gaan helpen in de katoenhandel.
In 1872 bezoekt Edgar zijn familie in New Orleans en daar concentreert Japin zijn verhaal in feite op: het middelste deel van de roman handelt over dit jaar. In dat jaar, in het huis in New Orleans van René, Estelle en hun kinderen, kunnen Edgar en Estelle voor het eerst echt langere tijd met elkaar doorbrengen. Daar blijkt ook dat Estelle veel voor Edgar voelt. Japin schildert die momenten samen en het leven in New Orleans met veel couleur locale en de sierlijke taal die we van hem gewend zijn. Estelle heeft haar zicht verloren maar weet haar andere zintuigen zo in te zetten dat haar weinig ontgaat. Want er gebeurt meer dat jaar. Dingen die de broers Degas uit elkaar zullen drijven en die Edgar onbedoeld op een schilderij laat zien:
‘In dat geval, bravo!’ zei de oude vrouw. ‘Dat is het teken van de ware kunstenaar, ons meer te tonen dan hij zelf waarneemt. U bent een ziener tegen wil en dank.’
‘Ik heb werkelijk geen idee waar u het over heeft.’
Hoe de oude kapster en voodoopriesteres, Marie Laveau, die werkelijk heeft geleefd, hier via het schilderij dat Degas op dat moment maakt, hemzelf laat zien wat hij anderen met het schilderij laat zien, heeft Japin mooi neergezet.
Er zijn meer momenten in de roman waarop een schilderij ontstaat, zoals het ontroerende Zelfportret, groetend, dat het laatste moment vangt dat Estelle hem nog ziet, voordat ze naar Amerika vertrek en daar snel blind zal worden. Dat zijn mooie momenten in de roman, net als de momenten waarin er actuele zaken als racisme, feminisme en het tijdelijk ontbreken van cultuur kort aangeraakt worden. Maar ook de langzame, groeiende verstandhouding tussen de oude mopperende schilder en de onbekende jonge vrouw die hem helpt zijn leven te ordenen in 1913; hoe zij het pantser van ‘de Beer’ weet te breken en er een zacht liefdesverdriet onder vandaan haalt, weet Japin sfeervol te tekenen.
Mrs. Degas vertoont veel overeenkomsten met Kolja, de vorige roman van Japin. Ook in Kolja draait het om een bekende, grote kunstenaar (Tsjaikovski), ook in Kolja gaat het om twee broers en een object van verlangen of vriendschap (een soort driehoeksverhouding) en ook in Kolja staat een uitval van een belangrijk zintuig centraal: doofheid. En waar in Mrs. Degas de kunstenaar een schilder is en zijn object van verlangen juist blind wordt, kan in Kolja de vriend van de componist zijn muziek niet horen. Daardoor kan Japin des te meer in beide romans onder woorden brengen hoe belangrijk de verbeelding is, zeker bij mensen met een ‘gebrek’: het gebrek wordt een kracht (en daarom misschien wel ‘schitterend’).
Ook herkenbaar uit andere boeken van Japin: het afgeven op kunstkritiek, ‘vuilspuiterij’ volgens Degas. Hoewel uit de verantwoording achterin blijkt dat Japin de woorden hierover tamelijk letterlijk uit Degas’ mond haalde, krijgt het opvallend veel aandacht, meer nog zelfs dan in Kolja.
Die stukjes had hij vroeger […] soms verzameld, zei hij, maar uiteindelijk waren de lui die ze schreven allemaal droogzwemmers gebleken, waarvan geen mens de naam nog wist; kunstenmakers die zelf waren mislukt en daarom hadden moeten eten van het beoordelen van anderen.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het nogal een obsessie van Japin zelf is. Met enige schroom schrijf ik mijn oordeel dan ook op: echt vernieuwend is Mrs. Degas dus opnieuw niet, maar het is wel een mooi, sfeervol boek waarin Japin de stille verstandhouding tussen twee verliefde mensen maar ook een groeiende verstandhouding tegen wil en dank, geloofwaardig weet te schilderen.
Martijn Nicolaas
Arthur Japin – Mrs. Degas. Arbeiderspers, Amsterdam. 302 blz. € 23,99.