Recensie Carmen Laforet – Nada
De leegheid van het ‘niets’
Carmen Laforet (1921-2004) heeft haar jeugd doorgebracht op Las Palmas en kwam in 1939, na de Spaanse burgeroorlog, naar Barcelona om filosofie en rechten te studeren. Ze debuteerde op 23-jarige leeftijd met de semi-autobiografische roman Nada, een klassieker die op de 30ste plaats is opgenomen in de Spaanse literaire canon. Laforet heeft diverse novellen, romans en verhalenbundels op haar naam staan. Het verschijnen in 1944 van het realistische Nada, heeft Laforet te danken aan het winnen van de Nadal-prijs. Nada werd in Spanje gezien als vernieuwende existentiële literatuur.
Het is begin jaren ’40 wanneer de 18-jarige, verweesde Andrea, na een flinke vertraging, om middernacht arriveert in het troosteloze, naoorlogse Barcelona van generalísimo Francisco Franco. Vanwege haar plannen om te gaan studeren, zal ze intrekken bij haar familie aan de Calle de Ariban. Het onthaal door de onbekende familieleden is als een droefgeestig welkomstcomité, zoals van de Adams family avant la lettre: spookachtige vrouwen, haar grofgebekte oom Juan, een dienstbode met een groenachtig gebit en een verwelkte en sukkelende grootmoeder. Het huis is verwaarloosd en ronduit smerig met een verstikkende atmosfeer. Beklemmend, benauwend, onheilspellend. Vanuit het ik-perspectief leidt ze de lezer door een jaar van bevreemding.
Vanaf dat moment leek alles me een nachtmerrie. […] Ik weet niet meer hoe ik die nacht in slaap heb kunnen vallen. […] Midden in deze ruimte, als een lijkbaar omringd door rouwende zielen – die dubbele rij stoelen met uitpuilende zittingen – stond een divanbed met een zwarte deken, waarin ik moest slapen.
Haar hartstochtelijk godvrezende, maar hartvochtige en dominante tante Angustias brengt haar op de hoogte van de regels en probeert haar te waarschuwen en beschermen voor de dreigingen in de stad. Haar vriendelijke momenten komen bij Andrea niet zo geloofwaardig over en wanneer Angustias besluit om het klooster in te gaan, valt er een groot gat in het budget van de andere bewoners. Haar oom Juan is een zwakkeling en onbeduidend schilder. Hij heeft ongetwijfeld zwaar geleden in de oorlog en molesteert zijn liefhebbende vrouw Gloria, die – zonder dat Juan het weet – wat geld voor het gezin en ‘het kind’ probeert te genereren met kaartspelen bij haar zuster. Ondertussen ontdekt Andrea dat haar knappe, maar naargeestige oom Román haar weet te verleiden tot contact door zijn viool- en pianospel. De getormenteerde en gemartelde man snuffelt in andermans spullen, maar weet dat vrouwen snel door hem gebiologeerd zijn. Haar oude grootmoeder is emotioneel niet meer zo sterk en laveert om de gemoederen van de andere bewoners heen.
Vaak verwonderde ik me erover, te midden van die mensen in de Calle de Aribau, hoe ze van de meest onbeduidende voorvallen een drama wisten te maken, hoewel ze allemaal een last met zich meezeulden, een ware obsessie in hun binnenste, waar ze maar zelden direct op zinspeelden.
De aftakeling en onderlinge nijdigheid van de familieleden lijken model te staan voor hoe het Spanje, tijdens het Franco-regime, na de oorlog vergaat. Laforet beschrijft dit niet met zoveel woorden, maar weet feilloos de suggestie te wekken. Huiselijk geweld en seksueel gefrustreerde gedrag zijn schering en inslag in deze roman met duidelijke gothic novel-trekjes. Regelmatig ontvlucht de verantwoordelijke Andrea het huis en sluit vriendschappen in het kunstenaarsmilieu en met haar collegegenootje Ena, die in een gegoed milieu opgroeide, waarbij Andrea warmte en gelijkwaardigheid ervaart.
Voor de eerste keer voelde ik een werkelijk verlangen naar menselijk gezelschap. Voor de eerste keer voelde ik in de palm van mijn handen het verlangen naar een andere hand die me gerust zou stellen…
Lafotet’s schrijfstijl is helder en ze weet op formidabele manier emoties te vangen, zoals het kille gedrag van Juan, het opportunistische van Román en de weifelende, lieve grootmoeder. De angsten en onzekerheden van de toch zo vastberaden protagonist, die uiteindelijk de vertrouwelinge wordt van enkele andere personages die hun verhaal bij haar uit de doeken doen, zodat de lezer ineens veel informatie krijgt en ook Andrea een aantal zaken een plekje weet te geven.
Ruim 75 jaar na dato leest het bijzonder gelaagde verhaal nog steeds heel fris. De dialogen zijn heel realistisch en ontroeren. De politieke omstandigheden worden niet met name genoemd, maar resoneren heel duidelijk door in het verhaal.
In 2021 zal bij Uitgeverij Orlando Laforet’s tweede roman La isla y los demonios verschijnen die Laforet zeven jaar later heeft uitgebracht. De reeks klassiekers die Orlando uitgeeft zijn stuk voor stuk oogstrelende hardcovers, met in het geval van Nada de afbeelding van een schilderij van Maurice Fromkes (1872-1931) Spanish Woman with a Green Bead Necklace, uit ca 1930.
Marjon Nooij
Carmen Laforet – Nada. Uit het Spaans vertaald door Fenny Ebels. Orlando, Amsterdam. 336 blz. € 22.50.