Recensie: Heinrich Heine – Ich rede von der Cholera
Rellen, nepnieuws en bacteriewappies in Parijs in 1832
Bijna twee eeuwen geleden werden Londen en Parijs door een cholerapandemie getroffen. De Duitse literator Heinrich Heine (1797-1856) schreef in 1832 voor de Allgemeine Zeitung uit Augsburg een indrukwekkende reportage over de ziekte in Parijs, de stad waar hij een jaar eerder zijn toevlucht had genomen vanwege de censuur en het antisemitisme in Duitsland.
Uitgever Hoffmann und Campe, die al sinds diens debuut in 1827 het werk van Heine uitgeeft, heeft de tekst afgestoft toen de Europese coronapandemie zo’n vier maanden oud was. In het voorwoord van Ich rede von der Cholera. Ein Bericht aus Paris von 1832 schrijft Tim Jung dat in Parijs ongeveer 20.000 mensen aan de cholera stierven. Wie het zich kon permitteren ontvluchtte de stad. Heine bleef. In een brief aan een vriend schreef de balling dat hij ‘te lui’ was om te vluchten. Hij wilde de cholerapandemie, die tot paniek, uitgestorven straten, geruzie over aantallen doden en nepnieuws leidde, ook gewoon meemaken om er verslag van te doen voor de Allgemeine Zeitung, destijds de meest gelezen Duitstalige krant. Toen de Allgemeine Zeitung Heine in 1831 een correspondentschap aanbood, riep hij zichzelf uit tot de ‘kroniekschrijver van het heden’. Nu had hij iets belangrijks om over te schrijven.
De parallellen tussen de huidige coronapandemie en de toenmalige cholerapandemie zijn opmerkelijk. De cholerabacterie kwam net als het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2 uit het oosten. Ook in Parijs speelde het carnaval een belangrijke rol bij de verspreiding van de ziekte. Op 29 maart 1832, als de cholerabacterie haar intrede doet in Parijs, wordt carnaval gevierd ter gelegenheid van Mi-Carême (halfvasten). Tijdens het feest bezwijken er al mensen aan de cholera. Ze worden in hun geruite verkleedpakken begraven.
Nepnieuws en protesten tegen de maatregelen van de autoriteiten zijn er ook. Er wordt een gerucht verspreid dat mensen niet sterven aan een infectieziekte maar aan een gif dat in groente, brood, vlees en wijn wordt gestopt. Hoe gekker het nieuws, des te gretiger het geloofd en verspreid wordt, aldus Heine. Als de voddenmannen hun werk niet meer in de stad mogen doen omdat hun gegraaf in het huisvuil als onhygiënisch wordt beschouwd, breken er protesten uit. Samen met oude vrouwen en straatverkoopsters demonstreren de voddenmannen. De bacteriewappies gooien de nieuwe vuilniswagens van de stad in de Seine. Ze krijgen steun van de politieke beweging van de Carlisten en er ontstaan taferelen die doen denken aan de demonstraties van Viruswaanzin, een protestbeweging die is geadopteerd door Forum voor Democratie.
Op 10 april 1832 melden de kranten dat er in één dag tweeduizend mensen aan de cholera zijn gestorven. De Parijzenaren klaagden al tijden dat de officiële cijfers niet klopten, dat er veel meer mensen aan de besmettelijke ziekte sterven dan de autoriteiten toegeven. Ook tijdens de coronacrisis is er voortdurend gesteggel over de nauwkeurigheid van de cijfers. Toen er op 24 oktober jl. een technische storing was en het RIVM niet stipt om 14.15 uur de nieuwe besmettingscijfers bekend maakte, gingen er meteen de wildste geruchten op sociale media over een extreem hoog aantal coronabesmettingen of juist een zeer laag aantal, waardoor de indammingsmaatregelen aan legitimiteit zouden verliezen.
Er wordt in Parijs zo snel en veel gestorven dat er een tekort aan kisten en lijkwagens is. Alles wat wielen heeft, wordt volgestouwd met lijkzakken (meneer, kunt u mij vertellen in welke zak mijn vader zit, vroeg een kleine jongen aan Heine) en vertrekt richting kerkhof. In de mooiste en gruwelijkste scène van Ich rede von der Cholera zit Heine in een koets en staat hij in een file van honderden lijkwagens voor begraafplaats Père-Lachaise, waar hij een goede kennis wil begraven. In de chaos van de file vallen een paar wagens om waardoor de lijken op straat belanden. Het is alsof de doden in opstand komen, beschrijft Heine dit vreselijke beeld.
Twee maanden na zijn reportage schrijft Heine aan zijn uitgever Julius Campe dat er inmiddels een tweede choleragolf is begonnen die door de regering niet serieus genomen wordt.
Marie-José Klaver
Heinrich Heine – Ich rede von der Cholera. Ein Bericht aus Paris von 1832. Met een voorwoord van Tim Jung. Hoffmann und Campe, Hamburg. 64 blz. € 15,95.
(foto boven: deel van het Grafmonument van Heinrich Heine op Montmartre, CP)