Niemand die voor elkaar kiest
De vroegoude student Toon, wiens ‘bolronde hoofd [opdook] uit een geweldige hoeveelheid spierwit haar, dat even weelderig onder zijn kin als boven op zijn hoofd groeide’, heeft niet veel op met romanschrijvers. Die rommelen maar wat met de tijdschaal.
Het ene moment beschrijven ze iets wat twee minuten duurt, daarbij de tijdschaal dus krankzinnig oprekkend, in vijf bladzijden en het volgende moment noteren ze, daarbij de tijdschaal inkrimpend tot het uiterste minimum: zeven jaar waren voorbijgegaan.
Te vermoeden valt dat deze Toon de roman waarin hij een bijrol vervult, op diezelfde gronden zal afwijzen, want in Verlovingstijd is dat precies de manier waarop Maarten ’t Hart met tijd omgaat. Jaren vliegen in een enkele opmerking voorbij, maar over iets kortstondigs wordt bladzijdenlang uitgeweid.
Neem alleen de titel: Verlovingstijd suggereert dat de roman zich afspeelt in de periode tussen verloven en trouwen. Maar uitgerekend die komt in het hele boek niet aan de orde. Op bladzijde 215 gunt Katja’s vader de ik-figuur de hand van zijn dochter, op dezelfde bladzijde gaan ze in ondertrouw, dertien regels verder zijn ze getrouwd. Zo snel kan het gaan als het eindelijk zover is.
Want er gaat wel het een en ander aan die verloving vooraf. Regelmatige lezers van ’t Hart zullen niet gek opkijken dat de hoofdpersoon opgroeit in een gereformeerd gezin in Maassluis. De bleue ik-figuur ontdoet zich langzaam van dat keurslijf, maar zijn stunteligheid blijft omgang met meisjes in de weg staan. Bovendien heeft hij een vriend die stelselmatig vriendinnetjes van hem afpakt. Dat gebeurde al in de zandbak. De ‘ik’ moet zelfs een meisje helpen om deze Jouri te krijgen. Alleen door te doen alsof zij iets hebben, weet Frederica Jouri te strikken. Zeer tot chagrijn van de verteller, die verliefd is op dit meisje.
De nieuwe, zeventiende roman van ’t Hart begint in het heden. De ik-figuur gaat op bezoek bij zijn moeder na de dood van haar tweede man. Die blijkt haar eerste en haar echte liefde geweest te zijn, de latere vader van haar kinderen had haar als een Jouri avant la lettre van hem afgepakt. Was het daarom dat de moeder haar zoon van kindsbeen af al waarschuwde voor een type als Jouri?
Heeft hij gedurende zijn studiejaren, begin jaren zestig, in Leiden eens beet, moet het meisje weer niets hebben van ‘die vlugge fliebertjes’ van Mozart waar hij zo verrukt van is. Spreekt een meisje hem op straat aan, is het een zielig jezushoertje dat samen met hem wil bidden.
Opeens is er dan de dwarsfluitlerares Katja: klein, boezem van geen betekenis, het temperament van een feeks. Maar ze kunnen samen zo lekker Bach spelen en ze heeft kennelijk ook seksuele attracties. Eindelijk!
Kiest de ik-figuur met opzet voor deze onaanzienlijke vrouw om te voorkomen dat Jouri zich ook van haar meester maakt? Er lijkt in dit huwelijk inderdaad meer van berekening sprake dan van liefde, want met de eerste de beste studente die hij onder zijn hoede krijgt, begint de ‘ik’ een stormachtige verhouding.
Niet veel later komt voor de verteller het moment van ultieme wraak als, ‘in de persoon van Frederica, een engel des Heren’ aan hem verschijnt. Nu begint het echte grotemensenoverspel: de ik-figuur bedriegt niet alleen zijn vrouw, maar ook zijn jeugdvriend en dat jarenlang. Zo zijn de rollen omgekeerd. Maar is het echte liefde? In deze roman kiest werkelijk niemand voor elkaar. Er wordt heel wat afgetobd.
De ingrediënten in deze roman zijn overbekend, net als de bij vlagen wat rommelige schrijfstijl van ’t Hart. Dat alles bij elkaar maakt Verlovingstijd niet minder amusant. De lezer krijgt alles wat hij verwacht, en zelfs méér, want was ’t Hart ooit zó expliciet: “Wat een paal! Zit daar een rolletje stuivers in?”
Frank van Dijl
Maarten ’t Hart – Verlovingstijd. De Arbeiderspers.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP / De Tijd, 11 september 2009.