Recensie: Minke Douwesz – Weg
Wodka & harde muziek
Er bestaan boeken die je met spijt dichtslaat omdat je van de personages bent gaan houden, als goede vrienden die in je leven zijn gekomen, met wie je een tijdje lief en leed heb gedeeld, maar van wie je, als het boek uit is, nooit meer iets zult horen. Zit het hem in dat delen van lief en leed, met name in het delen? Want hoe betrekkelijk ook – je kunt een romanfiguur nooit deelgenoot maken van jouw leven zoals dat andersom per definitie wel het geval is – in het hoofd van de lezer komt een roman tot leven doordat hij het beschrevene inkleurt met eigen ervaringen. Maar dan nog: het kan nooit louter om herkenning gaan.
Het is begin april als we kennismaken met Edith Heringa, als gynaecoloog verbonden aan een academisch ziekenhuis. Ze tikt juist de laatste zin van haar dissertatie over eetstoornissen bij meisjes. Haar hypothese is dat eetstoornissen als boulimie en anorexia worden veroorzaakt door angst voor seks. Haar vriendin Norma vraagt geïrriteerd om aandacht: de hond moet verzorgd. Het wrikt in hun relatie, daarover laat schrijfster Minke Douwesz vanaf de eerste bladzijde van haar tweede roman Weg geen twijfel bestaan.
Bijna zeshonderd bladzijden en drie maanden later is Norma weg, maar zonder slag of stoot is dat niet gegaan. Letterlijk deelt ze het gezamenlijke bezit in twee. Een doormidden gezaagde kledingkast is nog wel te gebruiken, maar niemand heeft iets aan gehalveerde cd’s. Ze weigert het huis op het platteland, bezit van Edith, te verlaten en verschanst zich in wat zeven jaar lang de gedeelde slaapkamer was.
Zeshonderd bladzijden lezen over het beëindigen van de liefdesrelatie tussen twee vrouwen: het hoort erbij en je kunt erbij blijven zitten, maar het leek mij op voorhand een flinke klus. Toch duurde het niet lang of ik kon het boek niet meer wegleggen. Ik raakte verknocht aan Edith. Vanuit haar perspectief wordt het verhaal verteld: háár gedachteleven wordt ontleed, we weten hoe zij reageert op het gedrag van anderen en hoe zij ziet dat anderen reageren op haar. De lezer die sympathie voor haar voelt, moet zich er dus wel van bewust zijn dat hij een eenzijdige kijk krijgt op de hoofdpersoon.
De schrijfster kan in dit verband kwalijk worden genomen dat zij het contrast tussen sympathiek en onsympathiek, goed en kwaad zo u wilt, te karikaturaal voorstelt. Edith is een intellectuele vrouw die Oorlog en vrede leest en van de muziek van Händel houdt, Norma hangt hele avonden voor de tv, ze rookt en drinkt en als ze muziek draait doet ze dat vooral hard. Zij is een militante vegetariër, door haar eet Edith geen vlees. De ene vrouw is actief, de andere passief; rationeel versus emotioneel, beheerst versus onbesuisd. Orde, althans nagestreefde orde, tegenover chaos.
Gek genoeg neemt, naarmate het boek vordert, Edith sommige verfoeide gewoonten van haar gewezen vriendin over: ze zet zich aan de wodka en in de luid gespeelde muziek van The Verve vindt ze troost. Op zichzelf een dun gegeven: mensen gaan wel vaker uit elkaar. Bijna nooit gebeurt dat in alle redelijkheid.
In Weg speelt terloops de moord op Pim Fortuyn een rol, meer als een aanduiding van de tijdgeest dan als een scherpe datering. De politieke ontwikkelingen in het Nederland van 2002 doen er in het verhaal nauwelijks toe. Wel is er de suggestie dat Norma meer weet van de afgebrande kippenschuur van de buren. De politie komt zelfs aan de deur. Douwesz hanteert een realistische stijl die Voskuiliaans aandoet. Mooischrijverij is er niet bij. Het taalgebruik is – vreemd om te zeggen bij zo’n hoeveelheid tekst – efficiënt, kil haast, maar dan weer heel precies en in zekere zin hypnotiserend.
Dat laatste verklaart des lezers spijt als na bladzijde 575 het boek uit is. Gaandeweg is hij in een cadans geraakt; nu is de betovering verbroken.
Frank van Dijl
Minke Douwesz – Weg. Van Oorschot.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP / De Tijd van 15 mei 2009.