Recensie: Valentin Senger – De jongen uit de Kaiserhofstrasse
Een buitengewone dosis mazzel
Als Duitse Jood de Tweede Wereldoorlog overleven is al uitzonderlijk, maar die tijd ongeschonden doorkomen als compleet Joods gezin met Russische wortels en communistische idealen midden in Frankfurt, is nauwelijks voorstelbaar. De familie Senger in De jongen uit de Kaiserhofstrasse had veel kenmerken die in de nazi-jaren in hun nadeel werkten, maar redde het desondanks. De jongen is Valentin Senger, die in 1978 debuteerde met dit boek, dat in 2010, na diens dood in 1997, in Duitsland met groot succes werd heruitgegeven en nu in het Nederlands is verschenen.
Valentin Senger (1918-1997) werd in Frankfurt geboren uit ouders die eerder het tsaristische Rusland waren ontvlucht, dus voor de communistische machtsovername, en in Duitsland veilig dachten te zijn, maar daar na verloop van tijd terecht kwamen in het snel veranderende politieke en maatschappelijke klimaat van voor Hitlers machtsgreep. Met een valse Russische pas wilden ze onder de naam Senger, niet gehinderd door hun revolutionaire verleden, een nieuw leven opbouwen. Het is het begin van een nauwelijks voor te stellen opeenvolging van grote en kleine gebeurtenissen, bijzondere ontmoetingen, impulsieve daden en ook toevalligheden, die de gezinsleden al spitsroeden lopend door de nazi-jaren heen hielp.
Velen spreken bij het aanhoren van het relaas van deze familie over wonderen, maar bij lezing van het door Valentin Senger tamelijk documentair op papier gestelde verhaal, valt niet te bestrijden dat er ook heel veel, vaak uit angst en vertwijfeling geboren, gewiekstheid aan te pas is gekomen om uit handen van de nazi’s te blijven en zo aan een zekere dood in de concentratiekampen te ontkomen. De als ‘dwangmatig bedrijvig’ omschreven moeder van het gezin blijkt daarbij, tot aan haar dood aan een zwak hart in januari 1945, de grote regisseur te zijn geweest, die de overige gezinsleden volhardend waarschuwde en aanstuurde. Zij komt ook naar voren als degene die haar idealen het meest trouw bleef door andere gevluchte communistische verzetsstrijders bepaald niet zonder risico tijdelijk onderdak te verlenen in hun huis aan de Kaiserhofstrasse.
Het is een wonder, mama, dat we uit de ellende kwamen, en het is zeker voor een deel aan jouw resjl (= knappe kop) te danken, want alleen jij hebt bedacht hoe je instanties en buren, leraren en artsen en wie nog allemaal meer om de tuin kon leiden, maar slechts voor een deel, daarnaast lag het ook aan een gezonde dosis mazzel. Ik hoor je al vragen, terwijl je je handpalmen op Joodse wijze naar boven draait: ‘Wat is mazzel, Valja?’ Je hebt gelijk, mama, wat is mazzel? Ik weet het niet. Maar we hebben het overleefd.
Valentin is als verteller de centrale figuur in dit buitengewone oorlogsboek, dat zowel de vooroorlogse straat, met haar wonderlijke bewoners, als de stad in oorlog beschrijft. De dreiging wordt al snel voelbaar als nazi-aanhangers ongehinderd Joden en andere hen niet welgevallige bewoners intimideren en mishandelen. Het is ook het begin van de lijdensweg van de familie die onder geen beding mocht laten merken Joods te zijn. Geen kleinigheid, aangezien de vader slechts Jiddisch sprak en de mannelijke gezinsleden allen besneden waren. Bij doktersbezoek en later bij de verplichte aanmelding voor de Wehrmacht, werd die besnijdenis wel opgemerkt, maar nooit een kwestie die Valentin en de anderen in gevaar bracht.
Het is slechts een van de vele, nauwelijks te verklaren momenten van geluk, die de familie bijeen en veilig hielden. Zo’n lange reeks van mazzelmomenten en hen stomtoevallig welgezinde medemensen, onder wie ook Hitler-aanhangers, doet je als lezer wel geregeld op je kop krabben. De jongen ontsnapt aan arrestaties, bombardementen, weet zich te redden uit om het eender welk dreigend gezelschap, onderneemt van tijd tot tijd riskante uitstappen, maar wordt nooit gesnapt of komt met de schrik vrij en de velen die dat hadden kunnen doen, hebben hem of het gezin nooit verraden. Dan moet er wel een heel engelenkoor op je schouder zitten.
Soms lezen de ervaringen van de in meisjes geïnteresseerd geraakte Valentin ook opmerkelijk filmisch, zoals op het moment dat hij in het voorjaar van 1943 bij een van de zware nachtelijke bombardementen op Frankfurt door een zolderraam staat te kijken om te zien waar de bommen inslaan en waar het brandt. Je zou op zulke momenten diepe angst en grote verslagenheid verwachten, maar zijn aandacht is puur gericht op de plotseling opgedoken jonge vrouw van de bakker, ‘een blonde schoonheid met een heel knap gezicht en licht getuite lippen’, die altijd met strakke truitjes en rokken haar vrouwelijke rondingen accentueert. Ze wil ook even kijken en dat niet alleen. De jonge Valentin moet duidelijk niet vreesachtig aangelegd zijn geweest. De bakkersvrouw had op dat explosieve oorlogsmoment echter wel andere angsten: de buren.
Nu draaide ze voor het eerst haar hoofd lichtjes opzij en glimlachte. En terwijl buiten het vuur woedde en het luchtafweergeschut nog steeds knalde, beklommen mijn vingers moedig de kleinste en mooiste heuvel van een vrouw. Toen legde ze haar hand nog eens op de mijne, niet meer uitnodigend maar afwijzend, en zei: ‘Stop! Als iemand ons ziet.’
Wat De jongen uit de Kaiserhofstrasse vooral duidelijk maakt is hoe diep de nazi-staat in het dagelijks leven ingreep, zonder overigens veel aandacht te besteden aan het bredere verhaal van de Jodenvervolging. Je als Joods gezin onder valse naam en onder dergelijke omstandigheden weten te handhaven is ongetwijfeld een van de meest curieuze stukjes oorlogsgeschiedenis. Met als treurige nasleep, dat Senger pas 36 jaar na de oorlog het Duitse staatsburgerschap wist te verkrijgen en als journalist aan het werk kon bij de Hessische Rundfunk. Auteur Peter Härtling, die Sengers boek destijds met moeite bij een uitgever wist onder te brengen en een nawoord schreef, moest dat toch even kwijt. Later zaten de kleindochters van de nu allebei overleden auteurs als vriendinnen bij elkaar in de klas.
André Keikes
Valentin Senger – De jongen uit de Kaiserhofstrasse. Vertaald uit het Duits door Lucienne Pruijs. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 256 blz. € 20,99.