Column: Coen Peppelenbos – Critici leven voort dankzij hun missers
Critici leven voort dankzij hun missers
Dat U-2 dit jaar in vijf categorieën van de populariteitspoll in het Ierse The hot Press de eerste plaatsen bezette kan maar één ding betekenen. Het popklimaat klimaat moet daar nog aanzienlijk slechter zijn dan bij ons. Zelfs hier in de regio hebben we groepen (de New Adventures of heel iets anders het nieuwe bandje Ratata van Jan Rot) waar U-2 zich niet mee kan meten.
Deze recensie van Eddy Determeyer in het Nieuwsblad van het Noorden van een concert van U2 in de Groningse muziektempel Vera zal altijd in onze herinnering blijven. Je doet een voorspelling en je gebrek aan visie zal je nog jarenlang nagedragen worden.
Ook literatuurcritici ontkomen er niet aan. Zo had Thomas de Veen in NRC Handelsblad in 2018 slechts twee ballen over voor De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld. Zijn waardering stond nogal in contrast met de lof die Rijneveld toegezwaaid kreeg toen ze dit jaar de International Booker Prize won. De Veen zag zich genoodzaakt om bij de bespreking van de nieuwe roman van Rijneveld (Mijn lieve gunsteling, vijf ballen) terug te komen op zijn eerdere bespreking. ‘Hier klinkt een literaire stem van internationale allure.’
Ik maak zelf ook regelmatig missers. En dan bedoel ik niet die kleine, maar hoogst ergerlijke foutjes zoals de titel van een boek verkeerd schrijven (afgelopen vrijdag in de krant twee keer De zoon van in plaats van Een zoon van bij een recensie over het laatste boek Roelof ten Napel. Nee, ik bedoel foute voorspellingen. Zo wist ik 1989 zeker dat Het koekoeksjong van Brigitte Raskin niet de AKO Literatuurprijs zou winnen. Het leek me al een wonder dat het boek op de longlist stond. Op de shortlist stond ook het prachtige Wit is altijd schoon van Leo Pleysier en Een man uit het dal van Spoleto van Hélène Nolthenius. En toch won Raskin. In de dagboeken van Hans Warren lazen we later dat hij er verantwoordelijk voor was en hij werd gelukkig nog jarenlang gestraft door oervervelende bezoekjes van de Vlaamse schrijfster.
In 2010 won Kleine dagen van Bernard Dewulf de Libris Literatuur Prijs. Dat had ik eerlijk gezegd niet verwacht.
Je vraagt je af hoe zo’n boek op de shortlist is terechtgekomen en wie hier een vriendendienst heeft bewezen, welk pas vader of moeder geworden jurylid zich zand in de ogen heeft laten strooien door de vermeend poëtische passages. […] Mocht Dewulf straks toch de Libris Literatuur Prijs mee mogen nemen, dan zou dat een grote vergissing zijn.
Natuurlijk won Dewulf. Op de shortlist stond dat jaar ook Sprakeloos van Tom Lanoye. Gelukkig kan ik na deze foute voorspellingen vooral constateren dat de juryleden het faliekant mis hadden.
Mijn eigen U2-moment kwam toen ik het debuut van Tommy Wieringa (Dormantique’s manco) affikte in de krant. Maar opnieuw had ik geluk, ook Wieringa bleek zijn eerste twee boeken achteraf niet zo goed te vinden.
Afgelopen donderdag hield ik een lezing (beter gezegd: ging ik in gesprek met de zaal) over Ten oosten van Eden van John Steinbeck. Een fantastisch boek dat ik tot mijn schande nog niet eerder las. Ter voorbereiding las ik ook recensies over het boek in de tijd dat het geschreven was. Zo schreef The New York Times:
Clumsy in structure and defaced by excessive melodramatics and much cheap sensationalism though it is, ‘East of Eden’ is a serious and on the whole successful effort to grapple with a major theme.
De zin eindigt positief, maar het eerste deel is een opsomming van nogal grote fouten binnen de roman. Eerlijk gezegd vond ik juist de onderdelen die hier bekritiseerd worden juist amusant en uitdagend. Zo neemt Steinbeck een heel hoofdstuk in het boek op waarin zijn moeder voor het eerst met angst en beven in een vliegtuig gaat zitten bij een piloot die daarna gaat stuntvliegen. Een hilarisch, maar voor het plot totaal overbodig hoofdstuk. Toch had ik het niet willen missen.
Een criticus wordt later vooral herinnerd vanwege zijn gebrek aan inzicht, kennis en oordeelsvermogen. Dat komt omdat we, als de geschiedenis zijn werk doet, altijd de schrijvers met succesverhalen overhouden. Bij schrijvers die ondanks juichende recensies toch mislukt en vergeten zijn doen de recensies niet meer ter zake. Hoon of vergetelheid, dat is het lot van de criticus.
Coen Peppelenbos