Column: Coen Peppelenbos – Hoeveel leest een deskundige lezer?
Hoeveel leest een deskundige lezer?
Het eindexamen bestond in mijn tijd (begin jaren tachtig) voornamelijk uit een tekst met veelal multiplechoicevragen. Die maakte ik met redelijk gemak. Ik denk dat ik goed en snel iets kon analyseren omdat we bij ons thuis vier kranten lazen. Mijn broer bracht De Telegraaf rond en ik Trouw, de Volkskrant en ook De Telegraaf, maar omdat mijn broer die al had, ruilde ik mijn exemplaar altijd met het Algemeen Dagblad van een andere bezorger. Het ontbijt bestond uit een roulatiesysteem van kranten. En passant trainde je je algemene kennis, je woordenschat en je leesvaardigheid. Het is natuurlijk anekdotisch bewijs, maar ik weet zeker dat ik daardoor een enorme voorsprong had bij het maken van examenvragen. De oplossing voor de problemen rond de leesvaardigheid die nogal achteruit schijnt te lopen, al kun je daar je vraagtekens bij zetten, is dus makkelijk. Verplicht ouders minimaal een krantenabonnement te nemen en laat ze erop toezien dat hun kinderen die kranten lezen ook.
Ik vermoed dat mijn oplossing iets te simpel is. Toch verschilt die niet heel veel van de adviezen die deskundigen en wetenschappers aandragen en die er allemaal op neerkomen dat veel lezen goed is. Soms wordt zo’n advies concreet gemaakt: een half uur lezen per dag is net als een half uur sporten per dag erg goed voor mens. Op de site Leesmonitor wordt bijgehouden hoeveel Nederlanders lezen. Dat is gemiddeld 36 minuten per dag en daaronder vallen boeken, kranten en tijdschriften. En om de overstap helemaal naar boeken te maken: een gemiddelde Nederlander leest volgens dezelfde site 7,2 boeken per jaar. Uit een eerder onderzoek van Jeroen Dera bleek dat zestig procent van de leraren Nederlands twee (Nederlandstalige) boeken per maand leest. Dat zijn er 24 per jaar. De gemiddelde leraar Nederlands leest dus meer dan drie keer meer dan een gemiddelde Nederlander.
Ik zou een leraar die slechts 24 boeken per jaar leest geen deskundige noemen op het gebied van de literatuur. Hij houdt zijn werk netjes bij, maar daar blijft het ook bij. Ik werd meteen door een opgewonden standje in de facebookgroep voor Leraren Nederlands geattaqueerd die van mijn opvatting het volgende maakte: dus wie niet veel leest is dus een slechte leraar Nederlands. Je zucht dan een paar keer, vooral uit mededogen met de leerlingen van het opgewonden standje die naar alle waarschijnlijkheid niet de beste docent hebben getroffen om argumentatieleer uit te leggen. Toch blijft er iets onduidelijk in de discussie. Iedereen vindt dat leerlingen moeten lezen, maar we zeggen nooit hoeveel. We zijn blij als vmbo’ers drie boeken in een half jaar halen. Als je met docenten spreekt, dan zullen ze vooral zeggen dat ze blij zijn dat die leerlingen sowieso iets lezen. En ja, drie boeken is beter dan niets, maar zetten die zoden aan de dijk en in hoeverre is onderzocht dat nog verschil uitmaakt voor hun leesvaardigheid.
Het zou mooi zijn als je wetenschappelijk kunt aantonen dat een verhoging van de leestijd tot een verbetering van de leesvaardigheid leidt, het zou mooi zijn als je wetenschappelijk kunt aantonen dat het lezen van meer boeken tot een verbetering van de leesvaardigheid en een verhoging van het leesplezier leidt. Zouden hogere normen voor vmbo’ers, voor havisten en vwo’ers, dus meer boeken lezen, misschien ook al kunnen leiden tot andere cijfers bij het volgende PISA-onderzoek? En als we de eis aan docenten Nederlands stellen om minimaal 1 boek per week te lezen (mag een roman, een graphic novel, een dichtbundel of een toneelstuk zijn), zouden we dan de deskundigheid van de docenten al niet enorm hebben opgekrikt? Ik denk dat we binnen het onderwijs en bij al die subsidieverstrekkers voor leesbevordering wat vaker moeten kijken naar het verband tussen kwantiteit en kwaliteit.
Coen Peppelenbos