Recensie: A.F.Th. van der Heijden – Doodverf
Gebeeldhouwde werkelijkheid
In het werk van A.F.Th. van der Heijden heeft alles met alles te maken. Zo gebruikt hij het woord ‘doodverf’ in Advocaat van de hanen (1990), het vierde deel van de romancyclus De tandeloze tijd, als titel van een hoofdstuk. Daarin wordt gerefereerd aan de moord op Sharon Tate – de vrouw van regisseur Roman Polanski – die weer het uitgangspunt was voor de roman Het schervengericht (2007) uit de cyclus Homo duplex. En nu is er het boek Doodverf, door de schrijver, ‘met de schaar in de hand’ uit De tandeloze tijd gelicht en ‘via een proces van herzien, aanvullen, herordenen en opnieuw monteren tot een roman’ verzelfstandigd.
De schaar is in Van der Heijdens eerste cyclus alom aanwezig, zo ook in het met knippen en plakken tot stand gebrachte Doodverf. “De schaar is een symbool van vernietiging en, tegelijkertijd, van (her)schepping,” verklaart de schrijver in zijn verantwoording achterin. Hij licht niet toe waarom hij De tandeloze tijd, en daarvan vooral het tweede boek van het derde deel, Onder het plaveisel het moeras (1996), met een schaar te lijf ging.
Van W.F. Hermans weten we dat hij geen druk voorbij liet gaan zonder de gelegenheid te baat te nemen om in zijn boeken verbeteringen aan te brengen. Maar zo rigoureus als A.F.Th. van der Heijden te werk ging bij het samenstellen van Doodverf wordt het zelden vertoond. Let wel: Doodverf komt niet in de plaats van een bestaande roman, er is wel degelijk sprake van (her)schepping of laten we zeggen: herschikking. Een van de vele verhaallijnen van De tandeloze tijd is tot compacte proporties teruggebracht. (Compact is bij Van der Heijden altijd nog 359 bladzijden.) Flix, de beeldhouwer, is er zo op gebrand om de ultieme doodsstrijd van zijn model en geliefde Thjum in gips te vereeuwigen, dat hij hem letterlijk laat stikken.
Dat deze ‘nieuwe’ roman uitkwam in de Maand van het Spannende Boek wekt de suggestie dat stevig werd gelonkt naar lezers die graag al dan niet zogenoemd literaire thrillers lezen. Stel dat zij zich door de titel tot lezen laten verleiden, zouden zij dan vinden wat zij in een thriller zoeken?
Er is één scène die ontegenzeglijk de verlangde beklemming oproept: die waarin Albert Egberts zich door Flix laat omzwachtelen in snel hard wordend gips. Elk zintuig is afgesloten van de buitenwereld, bewegen is nauwelijks mogelijk. Wat als Flix ter vervolmaking van zijn kunst ook nog de neusgaten zou dichtproppen? Hier draagt elk woord bij aan het gevoel van verstikking.
Een door taal teweeggebrachte claustrofobische ervaring, culminerend in pure ademnood.
Maar voor achtervolgingen, schietpartijen, ondervragingen met het mes op de keel – peper en zout van de huis-tuin-en-keukenthriller – moet je in Doodverf niet zijn.
Wat niet wegneemt dat er veel te genieten valt. Een man die sterft in een gipsen harnas, baby’s die worden gedood om als verpakking voor drugs te dienen, naar Nederland gesmokkelde kinderen die af en toe van hun adoptieouders worden ‘geleend’ om in porno te figureren – me dunkt.
Gedolven uit de rijke mijn die De tandeloze tijd is, voegen zich in de onderhavige titel twee verhaallijnen tot een samenhangende roman die in al zijn compactheid getuigt van het meesterschap van Van der Heijden. Probeert Flix met zijn kunst het leven zelf te evenaren, met taal beeldhouwt de schrijver een werkelijkheid die voor echt kan doorgaan en op zijn minst zo gruwelijk is als de werkelijke werkelijkheid.
Blijft de vraag waarom A.F.Th. de schaar ter hand nam om uit bestaand werk een nieuwe roman te knippen. En: waarom juist dit verhaal? Worden ook andere verhaallijnen tot roman verzelfstandigd? Of heeft de schrijver zich op deze manier in de mood gebracht om eindelijk het al zo lang aangekondigde deel vijf van De tandeloze tijd te voltooien?
Frank van Dijl
A.F.Th. van der Heijden – Doodverf. Querido.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP / De Tijd, 31 juli 2009.