Recensie: Antonio Tabucchi – De laatste drie dagen van Fernando Pessoa
Deze theatervoorstelling die we ons leven noemen
In de vroege jaren zestig van de vorige eeuw kocht een Italiaanse filosofiestudent aan de Sorbonne in een van de boekenstalletjes langs de Seine een vertaling van het gedicht ‘Tabacaria’ (Sigarenwinkel) van de Portugese dichter Álvaro de Campos. Het maakte diepe indruk op hem. Enkele jaren later reisde hij af naar Lissabon om de thuishaven te ontdekken van de geestelijk vader van deze De Campos. Dat was Fernando Pessoa, de aanvoerder van de vroege poëtische avant-garde in Portugal. De student heette Antonio Tabucchi. Hij zou in zijn leven meerdere boeken wijden aan de Portugese poëziekameleon die geldt als een van de invloedrijkste dichters van het interbellum. Onlangs verscheen van hem in het Nederlands de novelle De laatste drie dagen van Fernando Pessoa. Vandaag is het 85 jaar geleden dat Pessoa op 47-jarige leeftijd overleed.
Antonio Tabucchi werkt in De laatste drie dagen van Fernando Pessoa het gegeven uit van Pessoa’s zogeheten ‘heteroniemen’. Dat zijn de dichters die Pessoa vanaf 1914 eigenhandig in het leven riep om uiting te kunnen geven aan de vele uiteenlopende ideeën die hij erop nahield over poëzie en de relatie tot de werkelijkheid. Pessoa ontsnapte door middel van de door hem uitgedachte biografieën aan zijn eigen leven, dat hij met grote tegenzin leefde. Het eerste heteroniem dat hij creëerde was Alberto Caeiro, Pessoa’s zelfverkozen leermeester en ook die van de andere heteroniemen. Die anderen lieten niet lang op zich wachten. Hun poëzie had telkens een heel eigen karakter en kan worden gerelateerd aan de verschillende avant-gardestromingen van die tijd. Ze schreven complete oeuvres, werkten hun poëtica’s uit in essays en ze bespraken zelfs elkaars werk in tijdschriften.
Antonio Tabucchi laat de heteroniemen een voor een aan Fernando Pessoa verschijnen als deze op 28 november 1935 op zijn sterfbed ligt. De dichter betaalt de tol van jarenlang alcoholmisbruik. Per taxi is hij afgevoerd naar het ziekenhuis van São Luís dos Franceses. Tijdens de rit herinnert hij zich nog zijn kortstondige liefdesverhouding met zijn enige liefde Ofélia Queiroz. Hij heeft die afgebroken omdat hij meende te moeten kiezen voor de literatuur.
In het ziekenhuis wordt hij die nacht als eerste bezocht door het heteroniem dat er volgens Pessoa verantwoordelijk voor is dat de liefdesaffaire met Ofélia Queiroz tot een einde kwam. Het is Álvaro de Campos, de dichter van ‘Tabacaria’. Pessoa en De Campos hebben het enige tijd over Ofélia Queiroz en over de liefdesbrieven die Pessoa voor haar schreef. De Campos noemt ze lachwekkend. Hij bekent dat hijzelf ook een keer verliefd is geweest, en wel op een jongeman in Engeland toen hij daar voor scheepsbouwkundig ingenieur studeerde. Dan wordt De Campos melancholisch.
Weet je, Fernando, zei hij, ik heb heimwee naar de tijd toen ik nog een decadente dichter was, toen ik met een oceaanstomer die reis naar de Oriënt maakte. Ah, daar had ik verzen in het maanlicht kunnen schrijven, en ik verzeker je, ’s avonds, op de brug van het schip als er een bal was aan boord, dan stond de maan daar met veel vertoon, dan was het mijn maan. Maar ik was nog dwaas in die dagen, ik bestookte het leven met mijn ironie, ik wist het niet te smaken, dat leven dat me gegeven was, en zo liet ik de gelegenheid voorbijgaan en is mijn leven me ontglipt.
De Campos beschrijft de herinneringen die de ziekelijk verlegen en zelden Lissabon verlatende Pessoa graag gehad zou willen hebben, maar hij geeft ook aan dat het leven hem eveneens ontglipt is.
De Campos verlaat de kamer en laat Pessoa alleen. Pessoa verliest het besef van tijd. Er wordt geklopt. Het is Alberto Caeiro. ‘Ave, Meester,’ zegt Pessoa, ‘morituri te salutant.’ Caeiro biedt Pessoa zijn excuses aan voor alle slapeloze nachten die hij de dichter heeft bezorgd als hij diens hand leidde bij het schrijven van het omvangrijke oeuvre dat hij heeft nagelaten.
De volgende dag wordt er weer een aantal malen op de zieknhuisdeur geklopt. Ricardo Reis meldt zich. Aanvankelijk wekt hij de suggestie dat hij in Brazilië is geweest zoals Pessoa dat in gedachten had, maar het duurt niet lang of hij biecht op dat hij Portugal nooit heeft verlaten. ‘Waar was u dan?’ vraagt Pessoa alsof hij het antwoord niet zelf moet verzinnen. Reis noemt de naam van een dorpje nabij Lissabon en zegt dat hij overal in zijn gedichten bloemenkransen heeft gevlochten voor de Griekse mythologische figuur Neaera en voor Lydia, die hij persoonlijk heeft gekend. Nu wil hij een bloemenkrans vlechten voor Pessoa.
Na Reis verschijnt nog Bernardo Soares met wie Pessoa regelmatig ging eten in Restaurant Pessoa en de laatste die afscheid komt nemen is António Mora. Hij is de filosoof onder de heteroniemen. Het is in zijn bijzijn dat Pessoa op 30 november zijn laatste woorden uitspreekt:
Proserpina roept me naar haar rijk, het is tijd om te vertrekken, het is tijd om deze theatervoorstelling die we ons leven noemen achter me te laten, u hebt geen idee van de dingen die ik gezien heb door de bril van de ziel, ik heb de nevels van Orion gezien, ginds boven in de onmetelijke ruimte, met ik mijn aardse voeten ben ik langs het Zuiderkruis gelopen, oneindige nachten heb ik doorkruist als een stralende komeet, de interstellaire ruimte van de verbeelding, het genot van de angst, ik ben een man geweest en een vrouw, ouderling en kind, ik ben de menigte geweest op de grote boulevards in de hoofdsteden van het Westen, maar evengoed de bedaarde Boeddha van het Oosten die we benijden vanwege zijn rust en wijsheid, ik ben mezelf geweest, maar ook vele anderen, alle anderen die ik maar kon zijn, ik heb eer en schande gekend, geestdrift en uitputting, ik heb rivieren overgestoken en ontoegankelijke gebergten, ik heb naar tamme kudden gekeken en ik heb zon en regen over me heen gekregen, ik ben een hitsig wijfje geweest, maar evengoed de kater die speelt op straat, zon en maan ben ik geweest, en dat allemaal omdat één leven niet volstaat.
De liefde waarmee Antonio Tabucchi de laatste drie dagen van zijn grote held uiteenzet werkt aanstekelijk. De laatste drie dagen van Fernando Pessoa is in al zijn bescheidenheid een prachtig eerbetoon aan de dichter die een heel nieuw licht liet schijnen op de poëzie in de vorige eeuw. Tabucchi wekt Pessoa tot leven op de manier waarop deze zelf zijn heteroniemen wist te bezielen. Wie deze novelle heeft gelezen wil in elk geval dat gedicht ‘Tabacaria’ erbij pakken. Antonio Tabucchi noemde het ‘de mooiste poëzie uit de twintigste eeuw’. Hij bleef deze opvatting trouw tot aan zijn dood. Met deze novelle slaagde hij erin om die op een ontroerende wijze te delen.
Ronald Ohlsen
Antonio Tabucchi – De laatste drie dagen van Fernando Pessoa. Een delirium. Vertaald uit het Italiaans door Mark Rummens. Vrijdag, Antwerpen. 70 blz. € 12,50.