Recensie: Delmore Schwartz – een orang-oetan en geen hongaar!
Twintig vertaalde gedichten van Delmore Schwartz
In een droom bevindt een jongeman zich in een oude bioscoop. De stomme film vertoont beelden van een verliefd stel, dat zich vermaakt op Coney Island. Ineens herkent de jongeman er zijn ouders in, nog jong. Tijdens de scène waarin de man die zijn vader zal worden de jonge vrouw een nogal onhandig uitvallend huwelijksaanzoek doet, springt hij op en schreeuwt naar het filmdoek: Doe het niet!
Klinkt bekend, deze anekdote, nietwaar? Maar hoe bekend ook, vrijwel niemand kent de herkomst. Die is het titelverhaal van de bundel met verhalen, gedichten en toneel, getiteld In dreams begin responsabilities (1938), van de Amerikaanse dichter/schrijver Delmore Schwartz (1913 – 1966). Van Schwartz’ toch al korte leven kunnen nog jaren worden afgetrokken, de jaren die hij, ernstig geestesziek, verbleef in een psychiatrische inrichting.
Jur Koksma en Joep Stapel vertaalden voor Uitgeverij Vleugels een kleine selectie gedichten van Schwartz uit de bundels Selected poems – Summer knowledge en Once and for all: The best of Delmore Schwartz, en schreven ook een verhelderend nawoord. Het merendeel van de gekozen gedichten van deze bundel, getiteld een orang-oetan en geen hongaar!, behoort tot het vroege werk. Om de simpele reden dat Schwartz in later werk zelden nog het niveau daarvan wist te evenaren. Koksma en Stapel leggen uit dat de oorzaak daarvan Schwartz’ tomeloze zucht naar erkenning was en de verkramping die volgde toen die bundel alom lof kreeg toegezwaaid. Ook van zijn held T.S. Eliot en van W.H. Auden.
Als criticus voor The Partisan Review nam Schwartz bepaald geen blad voor de mond, ook niet als hij werk van literaire grootheden aan een kritische analyse onderwierp. Met kritiek op zijn eigen werk had hij echter grote moeite. Auden, toch niet de eerste de beste, waarschuwde Schwartz om het manuscript van het epos Genesis, beoogd zijn grote werk te worden, niet te publiceren, maar eerst grondig te herzien. Schwartz negeerde die waarschuwing en publiceerde het toch. Genesis werd een fiasco, althans in de ogen van de Amerikaanse literaire kritiek. Met bedroevende verkoopcijfers tot gevolg en misschien Schwartz’ paranoia versterkend.
een orang-oetan en geen hongaar! telt twintig gedichten. De titel is ontleend aan ‘De was-ik-maar-Hongaar’, een gedicht waarin de werkelijkheid van de ‘condition migrante’ wordt gecontrasteerd met de abstracte notie van Amerikaan zijn: het zoontje van joods-Roemeense emigranten gaat naar een school met louter kinderen van Hongaarse emigranten. Hij is dus de odd one out, wat hij natuurlijk vreselijk vindt, en verwijt dat zijn ouders:
‘Door jullie ben ik een vreemdeling, monster, orang-oetan!’
Is dat wat Amerikaan zijn ook kan betekenen?
‘dit is Amerika – als poëzie en hoop,
dit is de faam, de naam en het schaakspel van ons lot:
dit vieren wij, of we gaan eraan kapot.’
Het schaakspel van het lot slaat tussen droom – het gedroomde ideaal – en werkelijkheid steeds weer diepe kloven. Die gedachte lijkt Schwartz in zijn poëzie als uitgangspunt te hebben genomen en ook op zichzelf te betrekken. Dat komt pregnant naar voren in het lange, vijf pagina’s tellende ‘Prothalamion’, waarmee deze bundel besluit.
De titel verwijst naar het gelijknamige bruiloftslied uit 1596 van Edmund Spenser, die het schreef als ode aan een dubbel aristocratisch huwelijk in Tudor-Engeland.
Schwartz’ ‘Prothalamion’ wekt op het eerste gezicht de indruk eveneens een ode aan het huwelijk te zijn, maar bevat ook een pijnlijke herinnering van een zoon aan hoe zijn moeder, met hem de hand, haar man in een restaurant betrapt met “zijn hoer”. Voor zover dit gedicht een ode is, is het dat aan Schwartz’ beeld van het ideaaltypische huwelijk, waarin geen plaats is voor zelfbedrog, omdat de geliefden hun maskers afleggen en voor elkaar zijn, zoals ze werkelijk zijn. Maar de laatste regels zetten dat toch weer op losse schroeven:
’totdat ze zich tot me wendt in haar woelige slaap
en me ziet zoals ik me wens, met mezelf verzoend.’
(mijn cursivering)
Delmore Schwartz is vrijwel vergeten. Alleen die droom met dat “Doe het niet!” wordt nog steeds als anekdote doorgegeven, maar zonder daar Schwartz’ naam aan te verbinden. Maar wij beschikken nu over een vertaling van Schwartz’ beste poëtische werk, in een mooie uitgave bovendien. Waar ik in vraagvorm slechts één kanttekening bij plaats: was het, mede gezien de redelijke beheersing van het Engels van menige lezer, niet een goed idee geweest tot een tweetalige uitgave te besluiten?
Hans van der Heijde
Delmore Schwartz – een orang-oetan en geen hongaar!. Keuze, vertaling en nawoord Jur Koksma & Joep Stapel. Vleugels, Bleiswijk. 56 blz. € 22,90.