Recensie: Erik Ader – Oorlogen & oceanen
Slachtoffers, helden en leugenaars
Het boek Oorlogen & oceanen van Erik Ader gaat over het verleden, maar het is akelig actueel. Zijn vader Bastiaan reisde per fiets naar Jeruzalem. Onderweg in Italië komt hij allerlei zwarthemden tegen, die de haat tegen de Joden oproepen. In Duitsland verschijnt Der Stürmer, een blad vol leugens over Juda als bron van alle kwaad in de wereld. De aanhangers van Trump verspreiden leugens over het Wuhan-virus, gefabriceerd door Bill Gates en het pedofielennetwerk van de Clintons om de verkiezingen te stelen. Het Biden-vaccin van Big Pharma zou mensen tot zombies maken, gecontroleerd door de Democraten. En ja, de Joden hebben het weer gedaan: George Soros ondergraaft de Europese waarden, in elk geval de Hongaarse waarden.
Terug naar 1936: Kaartjes bij kerken die het domme volk moeten overtuigen van het feit dat dominees en pastoors zich verlagen tot handlangersdiensten. Plaatje van een belachelijke dominee en een idiote pastoor als slippendragers van een walgelijke Jood. De sentimentele Führer die voor ansichtkaarten poseert met kinderen op of aan zijn knie. Daarna lees je de huiveringwekkende pogingen om voor Joden onderduikadressen te vinden en hoe sommigen bereid zijn om zich naar Westerbork te laten vervoeren in de hoop dat ze als verplegenden daar kunnen blijven en niet weggevoerd worden naar Polen. Bastiaan Ader heeft nog geprobeerd het kamp te kraken en daarmee honderden Joden te redden.
Erik werd geboren in november 1944, kort voor de dood van zijn vader, de verzetsheld, gefusilleerd door de Duitsers. Hij groeide op met zijn oudere broer Bas Jan, de valkunstenaar en zijn moeder, een kleine sterke vrouw, die als predikant de idealen van haar man wilde waarmaken in Oost-Groningen. Erik kende zijn vader alleen van verhalen en foto’s.
Erik gaat onder invloed van zijn ouders al vroeg op pad om grenzen te overschrijden. Als kind was zijn moeder vaak weg, maar er waren dienstmeisjes.
Altijd maar weer vertrekken. Dienstmeisjes, engelachtige, oneindig lieve dienstmeisjes. Die knuffelen, troosten, verwarmen, omarmen, in bed stoppen, of er gewoon zijn; die vastigheid, continuïteit, warmte, geborgenheid betekenen als moeder op pad is, schrijft, studeert, reist: die dienstmeisjes gaan ook altijd weer weg, vroeger of later. Afscheid, vertrekken, weg.
Zelf gaat hij op zijn tweeëntwintigste liftend naar het Beloofde Land om oud-onderduikers te bezoeken. ‘Het Heilige Land werd eerder al het Beloofde Land en Palestina werd Israël.’ Een land van melk en honing, vitaal, enthousiast. Een land waar Jezus had rondgelopen en waar de olijfbomen van de Hof van Getsemane van toen nog bloeiden. Op zijn reis naar Jeruzalem wordt hij geconfronteerd met de weelde en de armoede in Libanon en Jordanië. En in Israël met de kritiek op de Arabieren, die volgens de Nederlandse joden lui en laf zijn. ‘Zie eens het land aan onze kant: groen en vruchtbaar en aan de andere kant bruin en verlaten. En zij zouden ons land terug willen? Om het weer te verwaarlozen?’ Zo praatten de witte Amerikanen over de Afro-Amerikanen in hun land: lui en onbetrouwbaar en zo doen de Trumpaanhangers dat nog steeds.
Inmiddels is de medische studie van Erik mislukt. De relatie met zijn tweeëneenhalf jaar oudere broer, de kunstenaar Bas Jan is aanvankelijk zeer moeilijk, omdat Bas Jan, de lastpak, jaloers is op zijn engelachtige broertje. De avonturen van Bas Jan worden genoemd tot zijn laatste zeiltocht: ‘de zee als zijnswijze, ingedikt tot de essentie op een trans-Atlantische solotocht, een zoekmachine naar het transcendentale, naar waarheden en openbaringen in het gebied waar de rede verstek laten gaan. Subspecie aeternitatis.’ Zelfmoord? Erik gelooft het niet en heeft daar veel argumenten voor.
Erik weigert dienst omdat de commandant van de NAVO-landstrijdkrachten diende in Hitlers Wehrmacht. Misschien geen oorlogsmisdadiger, maar dan toch medeverantwoordelijk. Hij trekt een maand door eenzame gebieden in Noorwegen en Zweden, komt herboren terug en rondt zijn studie binnen een jaar af. Hij doet daarna mee aan de Whitbread-race rond de wereld, leert zijn vrouw kennen en ziet in wat Bas Jan weer naar zee dreef. Daarna werkt hij mee aan het verzamelen van de kunstwerken van zijn omgekomen broer, dat resulteert in een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Erik werkt op de ambassade in Beiroet in krankzinnige omstandigheden. Moet West-Beiroet een Islamitisch fundamentalistisch reservaat worden? De Palestijnen is onrecht aangedaan. Israël ‘Land zonder volk voor een volk zonder land’. Het is een leugen. ‘Oog om oog, tand om tand’: de Israëlische reacties op Palestijns geweld zijn vaak buiten proportie. Een lieve Palestijnse is verdreven uit haar dorp door zionisten die een bloedbad aanrichtten. Ze is ‘dochter van een volk dat niet bestaat’ en ‘bloeddorstig terroriste’, maar ze is de zachtmoedigheid zelve. Hij moet de ambassade sluiten en denkt aan de eervolle en dankbare Libanezen. De ellende komt van een kleine minderheid. Het was levensgevaarlijk en hij en zijn vrouw hebben geluk gehad dat ze het overleefden.
In een hoofdstuk over verdringing schrijft Ader onder andere over Yosef Weitz, een van de leiders van het Joods Nationaal Fonds. Hij beschreef in zijn dagboek de noodzaak van het vertrek van de Palestijnen: ‘er was domweg geen plaats voor Joden en Palestijnen in Palestina.’ In een noot verwijst hij naar Jonathan Cook in The Middle East Eye:
Since signing the Abraham Accords, the UAE and Bahrain have been actively colluding with Israel’s settler movement and military authorities.
In practice, both have quickly jettisoned any pretence that Palestinians will benefit from these deals.
Erik Ader gaat op zoek naar de sporen van zijn vader, dominee en verzetsheld. Het valt hem niet mee: het Ds. Ader-bos, geschenk, naaldbomen op de restanten van een Palestijnse nederzetting. Eeuwenoude olijfbomen zijn gerooid; huizen zijn platgewalst. Dat zou zijn vader niet gewenst hebben. Evenmin de praktijk van de kolonisten, die onwettig Palestijnen verdrijven van hun land, hun huizen in brand steken, mensen intimideren en als die protesteren het leger te hulp roepen, dat op een nazi-manier tekeergaat: vrouwen onteren, kinderen doodschieten. En dat alles vanwege de Holocaust: ‘ons lijden is zo groot en zo uniek dat normale maatstaven, afspraken over het verkeer tussen volkeren niet meer gelden.’ De terreur tegen de plaatselijke bevolking van Jaffa, Haifa en Deir Yassin van 1948 vindt zijn vervolg in het optreden van de Likoed en Netanyahu. Albert Einstein noemde de beweging en ideologie fascistisch. Trump ondersteunt het optreden. Israël zou toch gesticht zijn om nieuwe holocausten te voorkomen?
Erik zoekt ex-onderduikers en schrikt van hun geloof in de rechtvaardigheid van de kolonisten. Er wordt zelfs verondersteld dat de holocaust noodzakelijk was om het Beloofde Land binnen te trekken! ‘Het woord Gods dat wordt aangehaald als fundament voor racistische geweldsuitoefening, met name in zijn eschatologische, teleologische duiding is misschien uiteindelijk wel het meest verontrustende: openbaring duldt geen tegenspraak, geen toetsing.’ Het is moeilijk praten met mensen die zo overtuigd zijn van het feit dat God hen het land heeft gegeven.
Het is godvergeten treurig; de wijze waarop de regering van Israël de Palestijnen laat lijden. Erik gaat naar Gaza en ziet de armoede, de ellende, de wanhoop, de vergeefse pogingen van wereldwijde instanties om iets te doen om de nood te lenigen. Hij gaat weer naar het bos van zijn vader en plant nu olijfbomen op de plek waar ze vernietigd zijn, maar hij ziet de oprukkende kolonisten. Hij wil blijven geloven in het goede. Gelooft hij ook nog in de God van zijn vader? Ik vraag het me af.
Erik Ader heeft een noodzakelijk boek geschreven over de situatie, dwingend, geduldig, met de stijl van een ambassadeur, die niettemin durft te protesteren tegen de halfblinde politieke reacties van de Nederlandse regering. Een geestig voorbeeld van zijn stijl is te vinden in het hoofdstukje over een tocht door de woestijn. Hij is op weg naar Caïro. In de bus zit een jonge vrouw, Laetitia, uit Canada, student kunstgeschiedenis en archeologie en ze doet er theater en ballet bij. Ze loopt stage in Alexandrië. Egypte is corrupt en hopeloos, Israël is bruut en brutaal, zegt ze. Erik en zij praten lang met elkaar in de bus. Ze lopen vertraging op en komen pas te middernacht in Caïro aan. Laetitia moet door naar Alexandrië. Een vrouw alleen in het donker in Caïro? Erik heeft een tweepersoonskamer geboekt in een hotel. Wat te doen?
Uiteindelijk, na een lange stilte, zeg ik tegen haar dat ik haar advies nodig heb: ‘Ik heb een tweepersoonskamer geboekt in mijn hotel. Je aanbieden die met mij te delen zou als een oneerbaar voorstel kunnen worden gezien, dat niet aanbieden is weinig ridderlijk. Wat raad je me aan om te doen?’ Ze is buitengewoon opgelucht…
Erik ondergaat in de kamer een erotische spanning: ‘Haar ranke bovenlijf is slechts gehuld in een T-shirt; ook zonder steun van een beha zijn de contouren van haar borsten zichtbaar. (…) Het leven is een strijd, dat blijkt maar weer.’ Dit is opnieuw een voorbeeld van zijn persoonlijke stijl; welkom in het feitelijke verslag van de politieke situatie. Oorlogen & oceanen dwingt tot nadere reflectie en dat is een grote verdienste. Het boek is veel meer dan een familiegeschiedenis.
Remco Ekkers
Erik Ader – Oorlogen & oceanen, Een familiegeschiedenis. Querido Fosfor, Amsterdam-Antwerpen, 406 blz.