Recensie: Nicole Krauss – Een man zijn
Wolven in schaapskleren
Het thema ‘man-vrouwverhoudingen’ lijkt tegenwoordig haast in elke verhalenbundel van Angelsaksische auteurs centraal te staan, en ook de gelauwerde Nicole Krauss doet met haar nieuwste worp Een man zijn een flinke duit in het zakje. De Amerikaanse auteur, bekend van De geschiedenis van de liefde (2005) en Donker woud (2017), schrijft al sinds het begin van haar carrière korte verhalen die in prestigieuze tijdschriften als The New Yorker verschijnen. Hoewel Een man zijn verhalen bevat die in een periode van ruim vijftien jaar zijn geschreven, leest de bundel toch als een mooi thematisch en psychologisch samenhangend geheel.
De titel van de bundel wekt wellicht de illusie dat Krauss een bonte stoet diverse mannen opvoert in haar verhalen, maar in vrijwel elk stuk volgen we de uiteenlopende besognes van een vrouwelijk personage. Krauss weet deze figuren levensecht neer te zetten zonder al te veel over haar protagonisten prijs te geven: een korte scène of breed uitgewerkte innerlijke gedachtegang is vaak voldoende om een helder, overtuigend beeld te krijgen. In meerdere verhalen is de vrouw van middelbare leeftijd, gescheiden en/of voorzien van een minnaar, en heeft ze kinderen die balanceren tussen het overgangsgebied van onschuldig kind en onstuimige jongvolwassene.
In het bestek van tientallen pagina’s weet Krauss hele families op te trekken die niet altijd even pragmatisch met elkaar communiceren, maar zich toch innig verbonden voelen en op het beslissende moment voor elkaar klaarstaan. Indringers in deze typische families worden met argusogen bekeken, zoals in het sterke verhaal ‘De echtgenoot’. Hierin krijgt de moeder van de verteller in Tel Aviv een nieuwe echtgenoot toebedeeld door de overheid, met wie ze vervolgens zonder scrupules haar huishouden deelt. Iedereen in de familie is blij dat moeder na de dood van haar echtgenoot een nieuwe liefde heeft gevonden, die ook nog eens over een charmante en betrokken persoonlijkheid beschikt, maar de verteller blijft hem en zijn intenties het hele verhaal wantrouwen, zodat de lezer uiteindelijk gaat twijfelen tussen de jaloezie van de verteller of de opmerkelijke gedragingen van de enigmatische echtgenoot. Met dit soort psychologische spanning werkt Krauss graag: de plots beslaan vaak niet meer dan dagelijkse beslommeringen, maar onder de innerlijke oppervlakten borrelt er van alles.
Hoewel de joodse identiteit en alle vraagstukken die daarmee samenhangen, wat in vrijwel al het werk van Krauss een rol speelt, ook hier weer regelmatig in de verhalen zijn verweven, worden er geen grote vragen opgeroepen zoals in haar filosofische romans. Het is meer de joodse cultuur, meestal een moderne variant daarvan zoals die in progressieve steden als Tel Aviv of New York aan de orde van de dag is en die voor kleur en smaak zorgt, deels dankzij het Hebreeuwse idioom waarvan aan het eind een verklarende woordenlijst is opgenomen. Soms schuurt de vooruitgang van de verteller en de onverschilligheid van de kinderen over hun identiteit met de traditionele waarden van de oudere generatie, maar in het algemeen laat Krauss zien dat hedendaagse joden met dezelfde problemen worstelen als de seculiere, hoogopgeleide, westerse wereldbevolking.
Een zeldzaam voorbeeld wanneer de joodse identiteit een expliciete rol speelt is die in het caleidoscopische titelverhaal, waarin een joodse vrouw een relatie heeft met een Duitse journalist en fanatiek bokser, met wie ze zich al wandelend vermaakt met hypothetische spelletjes of de minnaar in kwestie tijdens de Tweede Wereldoorlog een nazi zou zijn geweest. Hij denkt van wel en komt daar later op terug, maar in haar gedachten is al een onomkeerbaar proces begonnen. Ze beschouwt de man, die een tedere persoonlijkheid heeft maar bij vlagen ook brutere, dominante trekjes vertoont, in een typerende gedachtegang van Krauss, als volgt:
Ze wilde graag dat hij een wolf in schaapskleren was tot zij tegen hem zei dat hij een wolf mocht zijn, en daarna moest hij puur wolf zijn zonder één spoortje schaap zolang ze in haar bed lagen te neuken, en daarna moest hij weer iemand worden die er in geen miljoen jaar over dacht om haar bij de keel te grijpen als hij iets wilde. Was dat een probleem? En nog iets; af en toe moest hij heel traag en zachtaardig te werk gaan wanneer hij bezig was haar huisje omver te blazen.
Het is deze dualistische behoefte die in meerdere varianten terugkeert in de verhalen die de klassieke verhoudingen tussen mannen en vrouwen op scherp zet. De moderne man is in al zijn exemplarisch gedrag een toonbeeld van een modelburger, maar de moderne vrouw raakt maar wat snel uitgekeken op zo’n kleurloos figuur dat overal begrip voor heeft.
Naast verwijzingen naar de joodse cultuur maakt Krauss ook veel gebruik van moderne kunst, met name films worden regelmatig opgevoerd. In het verhaal ‘Amour’ ontmoet de verteller haar voormalige vriendin Sophie, die terugblikt op haar turbulente relatie met hun wederzijdse vriend Ezra. Na allerlei relationele twisten en fijnmazig geschetste anekdotes, zoals dat hij zijn jas niet aan haar wil aanbieden als ze het koud heeft, bezoekt het stel de gelauwerde film Amour van Michael Haneke, waarna Sophie tot inzicht komt dat Ezra nooit voor haar zou zorgen als de man in de film voor zijn door een beroerte getroffen vrouw. Het lijkt een wat kunstmatige greep om de plot van de bekende film te gebruiken om een relatie op de klippen te laten lopen, maar het voelt tegelijkertijd als een realistische gebeurtenis. Deze vertelling is overigens gesitueerd in een of ander vluchtelingenkamp, wat het verhaal een macaber, onbestemd randje geeft. Ook het impressionistische verhaal ‘Ershadi zien’ is opgebouwd rondom een film, De smaak van kersen van de Iraanse Abbas Kiarostami, waarin twee vriendinnen de acteur Homayon Ershadi uit de film op cruciale momenten in hun leven onverwachts tegen het lijf lopen.
Een ander, bijzonder boeiend verhaal in deze bundel heeft al net zo’n apocalyptische setting: ‘Toekomstige noodgevallen’ verscheen al in 2002 in het blad Esquire, en de nasleep van 9/11 drukt dan ook zwaar op de personages. Een kosmopolitische vrouw heeft een relatie met haar voormalig docent mediëvistiek aan de universiteit en werkt als gids in het Metropolitan Museum. Krauss weet dit werk zo aantrekkelijk te beschrijven dat je er spontaan zin van krijgt om ook rondleider te worden, en bovendien biedt het haar een uitgelezen kans om met name het beroemde fotografische werk van Diane Arbus en Walker Evans in haar relaas te betrekken.
Na de doorsnee werkdag neemt de plot een wending als de verteller een distributiecentrum bezoekt waar ze twee gasmaskers ophaalt, die volgens de lokale autoriteiten direct moeten worden verspreid omdat er een onbekende ramp heeft plaatsgevonden. De straten van New York worden de dagen daarop bevolkt door mensen die met allerlei verschillende maskers door de stad ploegen. De mediëvist heeft ondertussen gehamsterd in de supermarkt en samen bereiden ze een exorbitant feestmaal terwijl ze alle speculaties op het nieuws volgen en ongeremd de liefde bedrijven alsof het de laatste keer is. Het verhaal is weer verrassend actueel dankzij de coronacrisis, en net zoals de huidige toestand bij veel mensen tot allerlei mentale overpeinzingen leidt over zaken die er indirect verband mee houden, is het voor de verteller ook een manier om haar relatie ineens in een ander licht te zien, zeker nadat haar partner haar als grap heeft laten schrikken met een gasmasker op zijn kop.
Ik keek naar hem op. Ik wist dat hij dacht dat ik bang was voor het nieuws dat op ons afkwam, voor iets wat een bedreiging inhield van zelfs de lucht die we inademden en het leven waaraan we gewend waren. En misschien was ik dat ook wel. Of misschien was ik gewoon moe en dronken, de discussie in mijn hoofd – voor of tegen een leven met Victor – helemaal beu, die na een hele tijd nog onbeslist was.
Het is een typerend verschijnsel dat Krauss in meerdere verhalen beschrijft: mensen zitten vast in hun relatie en wachten op een externe gebeurtenis om tot een inzicht of besluit te komen dat zich al jarenlang manifesteert in hun binnenste, zonder dat ze daaraan gestalte kunnen of durven te geven tegenover de ander. Eenzaamheid is dan misschien ook wel het meest centrale thema in deze bundeling verhalen: geen van de personages lijkt echt contact te kunnen maken met de mensen in haar omgeving, of het nu om partners, familieleden of toevallige passanten gaat.
Het mooie aan het tiental verhalen in Een man zijn is dat ze zich niet alleen beperken tot het referentiekader van volwassenen met of zonder kinderen: alle leeftijdscategorieën komen wel een keer aan bod. In de verhalen ‘Zwitserland’ en ‘Eindtijd’ volgen we jonge vrouwen die ontdekken hoe het is om macht uit te oefenen over begerige mannen, met alle verleidelijke en negatieve gevolgen van dien. In ‘Zusya op het dak’ volgen we juist een joodse man op zijn sterfbed wiens kleinzoon op dat moment in hetzelfde ziekenhuis geboren wordt, wat een soort mentale reïncarnatie tot gevolg heeft. Voor verschillende generaties werpt Krauss de vraag op wat het is om een man te zijn in verschillende culturele contexten. Desalniettemin beantwoordt ze vooral de vraag hoe het is om een vrouw te zijn, en dat doet ze bij vlagen op indringende en inzichtelijke wijze.
Een man zijn is een bundel vol verhalen die tot nadenken stemmen en genoeg open eindjes bevatten om te herlezen of over na te kaarten, en die mede dankzij de prettige maar weinig opvallende schrijfstijl van Krauss een plezier zijn om te lezen. Niet elk verhaal is even sterk en boeiend, maar als geheel overtuigt deze bundel meer dan voldoende. Er verschijnen veel Angelsaksische bundels over de verhaalthema’s van Een man zijn, maar de zoektocht naar je identiteit en die van anderen is door Krauss geraffineerd beschreven.
Willem Goedhart
Nicole Krauss – Een man zijn. Vertaald door Rob van der Veer. Ambo|Anthos, Amsterdam. 280 blz. € 23,99.