Recensie: Peter Holvoet-Hanssen – De wolkendragers
Een zachte schone brute overval
‘Holvoet-Hanssen speelt continu een spel met de lezer rondom de vraag “Welke vormen van intertekstualiteit kun je vinden?’” schreef Bas Jongenelen in Zelf gedichten lezen over de poëzie van Antwerpenaar Peter Holvoet-Hanssen. Dat lijkt een understatement als je zijn laatste bundel De wolkendragers leest. Het spel met de lezers is inmiddels een brute overval geworden. Als ik me tot de recente letteren beperk, doet zijn overdaad nog het meest denken aan Het stad in mij van zijn stadsgenoot Maud Vanhauwaert. Waar die laatste in ‘De toren van Babel’ een gedicht weergaf dat door vele handen was gegaan, lezen we in Holvoet-Hanssens bundel alleen al in het colofon 26 namen van mededichters, waarbij vooral de zinsnede ‘met input van o.a.’ opvalt. Het waren er dus veel meer. Zo staan er in de bundel verscheidene ‘groepsgedichten’. Die komen geheel uit de koker van schoolklassen of deelnemers aan andere bijeenkomsten. Holvast-Hanssen noemt zich slechts verantwoordelijk voor ‘redactie en eindmix’.
En net als bij Vanhauwaert levert die aanpak bijzondere gedichten op, zoals ‘De halogenen’, dat samen met leerlingen van het Koninklijk Atheneum Antwerpen tot stand kwam.
wij zijn fluor, chloor, broom, jood en astaat
wij zijn tot alles in staat
om kleuren te zien
wij hebben bewondering voor verwondering
voor schoonheid, de vrijheid van kracht
de babbelgoegies van de cultuurontdek de volgende stap
van de literatuur
ik heb een zin
‘Ik wil echt weg, reizen naar een mooie plek
niet hier in deze klimatige drek’dat was niet de enige stap
er is ook de zwarte tulp die schreeuwt om hulp
‘Ma merom! Tasukemasu! YARDIM —’
‘Ik heb echt geen leven, ik wil bewegen in de stilte’laten wij elkaar vergeven, zonder haat
wij zijn van edelgas
wij zijn geen gangsters
wij zijn wetenschappers
van de liefde en ik, Inaam
een gunst van God
ik ben een zeemeermin
Het procedé is niet zonder precedent. Ook de dichters rond Barbarber, Gard Sivik en De nieuwe stijl mengden vijftig, zestig jaar geleden al bestaande elementen tot toen nog revolutionaire poëzie. De gedichten van Holvoet-Hanssen zijn misschien niet zo revolutionair, maar dat ligt meer aan de tijd dan aan hem. Er zijn in 2020 weinig mogelijkheden om iets aan te pakken, wat niet eerder aangepakt is. Het experimentele van dichters als Holvoet-Hanssen en Vanhauwaert begeeft zich dan ook niet op het vlak van dé poëzie, maar eerder op dat van elk individueel gedicht. Je zou het micro-experimenten kunnen noemen: ieder gedicht is een avontuur, een reis naar een onbekend einde, en een misschien wel irrelevant doel.
Dat Holvoet-Hanssen geen dichter is die de traditie schuwt, mag ook blijken uit de slotcyclus ‘Tegenstroom’, waarin hij onder andere de sporen van die andere Antwerpenaar, Paul van Ostaijen, niet schuwt. En, evenals dichters van alle tijden, scholen en stromingen, kan ook hij zich niet aan het poëticale in de poëzie onttrekken, zoals bijvoorbeeld in ‘Ontmoeting in de schrijnwerkerij’ dat hij schreef bij het 30-jarige jubileum van het ‘Haarlemse poëzielaboratorium De zingende zaag’. Dat dit jubileum gevierd is met een manifestatie die ‘BOEM PAUKESLAG!’ heette, waarmee langs een zijdeur Paul Ostaijen wederom deze beschouwing binnenkomt, kan niet anders dan op toeval berusten. Denk ik.
Ontmoeting in de schrijnwerkerij
‘welkom in de balzaal van het groot verdwijnen, ’s nachts
sterven hier de sterren – egeltje, geef nu niet op
en bestook de stijve angst met luis en slappe lach
prik mijn verzen wakker met een zure suikersmaak
open wat vertrouwd is, je champagneoogjes vals’hier is hij, de woordenkramer die steeds elders is
aan de kade van een vrijhaven, een baobab
zijn viool zit zonder stem, gedachten beenderzwart
in het licht ziet hij het donker – warhoofd toch vol zon
lichtstrepen waar hij niet is, komfoor in de mistralik denk: niemand kan ons printen in 3D en God
die ooit naar fonteinen rook ligt in de droge goot
want wij zijn de slapeloze wolfjes van de roes
‘ijs in brand, kom mee’ zeg ik ‘schrijf “fuck you, Goleman”
in de poezenwolken boven Sarawak’ – hij soest:De Zaag zingt schurend… Laat schurend zingen De Zaag…
Er komt hier wel wat samen: waar ‘het groot verdwijnen’ en de ‘viool […] zonder stem’ een haast mystieke benadering van poëzie verbeelden, en ‘prik mijn verzen wakker’ en ‘de woordenkramer’ er een luchtiger kijk op bieden, verwijst ‘de schrijnwerkerij’ uit de titel toch vooral naar het harde werken en het vakmanschap van de dichter. Ook hierin is Holvast-Hanssen kennelijk niet voor één gat te vangen. Die ‘Goleman’ uit de laatste regels figureert overigens vaker in de bundel. Kan dat Daniel Goleman zijn, de godfather van de emotionele intelligentie? Ik weet het niet, maar ook hij zou geen vreemde eend zijn in deze overweldigende dichterlijke bijt.
Jan de Jong
Peter Holvoet-Hanssen – De wolkendragers. Polis, Kalmthout. 108 blz. € 20,00.