Gedicht: Marie-José Klaver – Plaagtocht
Plaagtocht
Rijen schrijnend
jeukende eiken
trotseren het spuitprotocol.
Verdelgingsinstructie:
een dikke laag schuimcoating
over de nesten
kruipende rupsen
individueel bedekken.
Een parade van 7000 eiken
gevolgd door een stoet mannen
in witte pakken.
Een marathon die een processie rupsen
wint. De overwinnaars oogsten
het loof van de eiken.
Een lauwerkrans van aangevreten bladeren,
triomf van jeukende haren.
Hoge druk van gemeente en provincie.
Iedereen wordt binnenmens.
Het ondergedierte overwintert
ongehinderd en overleeft.
Pop, zeggen de larven.
Rap groeien de jeukende haren.
Brandharen als tentakels die de takken omarmen.
’s Nachts schuimt het regiment rupsen
als een ontembare brandhaard
schobberdebonk door de verlaten lanen.
Voor volgend voorjaar verzamelen:
vleermuizen, vleesetende vlinders,
koolmezen, pimpelmezen,
boomklevers en koekoeken.
En de wolf
eronder krijgen.
Marie-José Klaver