Recensie: Alex Halberstadt – De jonge helden van de Sovjet-Unie
Schrijven om het kwaad af te weren
In 1978 verliet de Amerikaanse schrijver Alex Halberstadt als kleine jongen met zijn Joodse moeder Anna en zijn twee Joodse grootouders de Sovjet-Unie en reisde via Europa naar New York. Zijn moeder had een uitreisvisum aangevraagd voor Israël, de enige wettelijke route voor Joden om de Sovjet-Unie te verlaten, maar besloot zich met haar zoon en ouders in de VS te vestigen. Alex’ vader reisde niet met zijn gezin mee. Halberstadt worstelde als jonge emigrant in een vreemde wereld met de vraag waarom zijn vader, met wie hij toch al een moeizame relatie had, besloot van zijn vaderschap af te zien. De getroebleerde relatie tussen vader en zoon loopt als een rode draad door Halberstads ontroerende verslag van zijn familieverleden, De jonge helden van de Sovjet-Unie, een verwijzing naar een patriottisch boekje dat de schrijver in zijn Russische jeugd moest lezen.
Alex Halberstadt wilde als zovele emigranten een echte Amerikaan worden en probeerde zijn Russische achtergrond volledig van zich af te schudden. Zijn vader sprak hij zelden, hij belde sporadisch op via een krakende telefoonlijn. Totdat hij Alex in 2004 vertelde dat hij via een familielid uit Oekraïne bericht had ontvangen van zijn eigen vader, Vasili Tsjernopyski, met wie hij enkele maanden na de geboorte van Alex alle banden had verbroken. Alex dacht dat zijn opa allang was overleden en werd nieuwsgierig naar deze man, over wie zelden werd gesproken. Hij besloot hem te gaan bezoeken. Als hij na een lange reis via Moskou naar Vinnytsja in de Oekraïne met een bosje bloemen en een taart voor de deur staat, aarzelt hij. Was het wel een goed idee? Hij werd binnengelaten en zag voor het eerst zijn opa, een oude breekbare man van 93 jaar. ‘Hij zat daar in het donker als een vleugellamme meeuw en keek me aan met bleke, waterige ogen.’ De gesprekken verliepen wat moeizaam en geforceerd, vooral als Halberstadt vroeg naar de jaren dat zijn opa in Moskou woonde. Uiteindelijk zei de vrouw van zijn opa: ‘Vertel hem de waarheid, Vasili.’
En dan vertelt Vasili dat hij vele jaren voor de Russische geheime dienst – de NKVD, later de KGB – heeft gewerkt en Stalins persoonlijke lijfwacht is geweest. Hij had Stalin voor het eerst ontmoet op het banket van de partijtop in 1932, de avond voordat Stalins vrouw zelfmoord zou plegen (volgens sommigen werd ze vermoord). Het was kort voor de Grote Terreur, de ongekende golf van repressie die miljoenen Sovjetburgers naar de kampen voerden en die miljoenen onschuldige burgers de dood injoeg. Vasili was niet zo maar een schakeltje in deze terreurmachine, hij was een hoge ambtenaar geweest die voor de wrede NKVD-chef Beria had gewerkt. Beschroomd vertelde hij dat hij een keer in een limousine had gezeten met agenten die een jong meisje van de straat oppikte dat vervolgens op een banket voor Beria en zijn dronken metgezellen op tafel moest strippen. Daarna werd ze hardhandig naar boven gebracht, gevolgd door Beria. ‘Vasili wist dat het meisje nooit meer thuis zo komen en nooit meer zou worden teruggezien.’ De verhalen schokten Alex en hij realiseert zich steeds meer dat zijn grootvader, die hem bij afscheid toefluisterde dat hij iedere dag zelf ook doodsbang was geweest, tot de beulen van het Sovjetregime behoorde. ‘Vasili heeft mij alleen in het voorportaal van zijn verleden binnengelaten.’
In het tweede deel van De jonge helden van de Sovjet-Unie gaat Halberstadt op zoek naar het verleden van zijn Joodse grootouders van moederkant. Het is het verhaal van de slachtoffers. Zijn grootouders behoorden tot de amper vijf procent joden die in Litouwen de oorlog hebben overleefd. ‘Semyon en Rasa, en daarmee ook mijn moeder en ik, waren statistische wonderen.’ Litouwen, ooit een land waar het voor Joden goed toeven was, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog bezet door de Sovjets, daarna door de Duitsers en vervolgens opnieuw door de Russen. De Joden werden in verschillende stadia van hevigheid vervolgd en buiten de samenleving geplaatst, ook toen de Russen er de scepter zwaaiden. Alex’ opa verloor zijn moeder en broer omdat zij niet met hem voor de Duitsers wilden vluchten en hij voelde zich daar zijn hele leven schuldig over. Hij werd later, toen Litouwen een onderdeel was de Sovjet-Unie, ontslagen aan de universiteit in Vilnius vlak voordat hij zijn proefschrift kon verdedigen. Het was de tijd waarin Joodse dokters beschuldigd werden een moordcomplot op Stalin beraamd te hebben en er een nieuwe, antisemitisch geïnspireerde repressiegolf door de Sovjet-Unie spoelde.
In het slotdeel ten slotte vertelt Alex Halberstadt het verhaal van zijn eigen migrantenjeugd. Een kleine, onhandige Joodse jongen die in zijn nieuwe vaderland wordt uitgescholden voor communist en ‘rooie’ en die niet is bestand tegen het ruwe New Yorkse straatleven met zwarte jongens die hem belagen. Dat Alex homoseksueel is maakt het er allemaal niet makkelijker op. Aandoenlijk is de passage als hij uiteindelijk zijn oude Litouwse opa, een voormalige neurofysioloog, vertelt dat hij homoseksueel is en die, anders dan bijvoorbeeld zijn moeder, het bericht zachtmoedig ontvangt.
Hij krabde op zijn hoofd. ‘Dat is een heel normale abnormaliteit,’ verklaarde hij uiteindelijk. ‘Goed gedocumenteerd in de wetenschappelijke literatuur. Tien procent van alle zoogdieren en zelfs vogels vertonen dergelijk gedrag.’ Toen begon hij over iets anders.
Zijn gecompliceerde verleden joeg Halberstadt op en kwelde hem met nachtmerries in zijn slaap. Het slechte huwelijk van zijn ouders, zijn afwezige vader, de gespletenheid tussen zijn geboorteland en zijn nieuwe vaderland, de ontheemding en het tragische gevoel van verlies. Hij realiseerde zich hoe de grote gebeurtenissen van de wereldgeschiedenis drie generaties had beschadigd: de angst en wreedheid van zijn KGB-opa tijdens de Sovjet-terreur, de woede van Alex’ vader over dat belaste verleden, diens onvermogen een vader voor Alex te zijn en de pijn van de zoon die een vader miste. ‘Vijftig jaar na zijn dood beïnvloedde Stalin, de vogelverschrikker uit het zwart-witjournaal, ook mijn leven,’ concludeert Halberstadt bitter.
Halberstadt kon zijn demonen pas verjagen toen hij zijn woede en pijn in woorden kon vastleggen. ‘Pas toen ik begon te schrijven – en voor het eerst ging inventariseren wie ik was – besefte ik dat die kwaadwillige macht weleens het verleden kon zijn dat ik zo graag wilde afschudden. Wanneer ik zo zat te schrijven bij het rustgevende gemurmel van de nachtprogrammering, waren er momenten dat ik het verleden in me toe kon laten zonder een gevoel van agressie, zonder de behoefte te voelen het uit te wissen, zodat ik in mijn verbeelding eindelijk toegang kreeg tot meerdere tijden en plaatsen tegelijk, dus tot het gehele bereik van mijn geheugen.’
Schrijven ‘als magisch ritueel om het kwaad af te weren’. Of: schrijven als therapie. Het heeft Halberstadt bevrijd van zijn traumatische verleden en ons een prachtige en ontroerende familiekroniek opgeleverd.
Aart Aarsbergen
Alex Halberstadt – De jonge helden van de Sovjet-Unie. Een confrontatie met het verleden. Vertaald door Leen Van Den Broucke en Gretske de Haan. Pluim, Amsterdam. 380 blz. € 23,99.