Recensie: Catherine ten Bruggencate – Zomertijd wintertijd
Te goed voor deze wereld
Julia Voorschot moet ongeveer van dezelfde leeftijd zijn als Catherine ten Bruggencate (geboren 1955), in wier romandebuut Zomertijd wintertijd zij de hoofdrol vertolkt, maar waar Ten Bruggencate een actrice is die triomfen viert in de film en op het toneel, heeft de hoofdpersoon van haar boek een smetteloze carrière ‘in de luwte van de politiek’ moeten afbreken. Ze woont ver van de Randstad in een afgelegen huis met haar man, Kasper; met tegenzin maakt zij zich op voor de reis naar Amsterdam waar ze een reünie met oud-collega’s zal bezoeken.
Tot ver in het boek (waarvan de omvang met 142 bladzijden bescheiden is) voltrekt het verhaal zich langs realistische lijnen, maar de in Europees blauw uitgevoerde heteluchtballon die Julia vroeg in de ochtend ziet opdoemen boven het najaarsbos verwijst in het begin al naar het slot, dat een soort magisch-realistisch karakter heeft. Waarschijnlijk daardoor is het einde van deze roman ook zo onbevredigend. Is het een droom van Julia, die we in een slotalinea van zo’n dertig regels zonder interpunctie (het lijkt Gangreen van Jef Geeraerts wel!) krijgen voorgeschoteld? Zijn we getuige van een innerlijk louteringsproces of is het een sterfscène?
In het laatste geval spiegelt het slot op een bepaalde manier de proloog waarin Julia wordt geconfronteerd met een aangereden reebok. Want hoewel Ten Bruggencate de lezer met lege handen achterlaat, heeft ze haar debuut welbewust gecomponeerd. Ze schrijft mooie zinnen waarin ze haar oog voor detail demonstreert.
Door de man die haar loopbaan fnuikte, is haar vroeger ‘blinde ambitie’ verweten. Na een onverwachte ontmoeting op straat, een ongeluk bij een ongeluk, hoont hij haar ‘morele superioriteit’. Daar zit misschien wel iets in. De lezer hoort het verhaal alleen van haar kant, en wat er nu precies is gebeurd, blijft in het ongewisse. De suggestie wordt gewekt dat Julia verder op de ambtelijke ladder had kunnen klimmen, althans dat haar carrière niet zo schielijk zou zijn beëindigd, als zij niet zo principieel was geweest. Maar hier komt veel tussen-de-regels-door-lezerij aan te pas: voor hetzelfde geld is dit een misinterpretatie mijnerzijds.
Hoe dan ook klaagt Julia dat wat haar overkomen is, haar is overkomen omdat ze een vrouw is. En ze spreekt niet over leed, ze spreekt over onrecht. Ze heeft haar ontslag nog laten voorkomen, maar ‘de rechter, die een vrouw was, heeft een slap vonnis geveld’, herinnert zich Kasper als ze samen in een Amsterdams restaurant zitten te eten. ‘Het was een seksistisch vonnis,’ kaatst Julia terug. En ze vindt het flauw en kinderachtig, zelfs dubbel seksistisch dat Kasper niet nalaat te vermelden dat de rechter een vrouw was.
Wat een gezellig dineetje had moeten worden, verwordt dan tot een scène – het zal niet voor niets zijn dat dit hoofdstuk de titel ‘Portret van een huwelijk’ draagt, een stille verwijzing naar de beroemde televisieserie en speelfilm van Ingmar Bergman over een echtpaar dat al kibbelend ten onder gaat.
Al snel wordt het ‘jullie’ en ‘wij’, compleet met complottheorieën. Het is het soort discussie dat nooit tot een redelijke conclusie leidt omdat de verwijten steeds vager en algemener worden. Emotie versus ratio – zo wordt het nooit wat tussen man en vrouw.
Het huwelijk van Julia en Kasper blijkt met terugwerkende kracht een gewapende vrede die in tijden van crisis omslaat in een blitzkrieg. Die crisis ontstaat doordat Julia in de Beethovenstraat getuige is van voornoemd ongeluk, veroorzaakt door haar vroegere kwelgeest. Op dat punt gaat het verhaal schuiven tot uiteindelijk het moment aanbreekt dat Julia niet meer honderd procent de sympathie van de lezer heeft. Waarom? Omdat ze zich te goed voelt voor deze wereld. Dus ja, dat verwijt van ‘morele superioriteit’ klopt wel.
Frank van Dijl
Catherine ten Bruggencate – Zomertijd wintertijd. Contact.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP / De Tijd van 15 januari 2010.