Recensie: Jessica Durlacher – De stem
Onze nieuwe Anne Frank
Zul je weer net zien: op het moment dat Zelda en Bor in aanwezigheid van hun drie kinderen eindelijk gaan trouwen in New York vliegen er op honderd meter afstand twee vliegtuigen het WTC binnen. De familie vlucht, vertelt Zelda later, tussen ‘de kapotgevallen losse bloederige handen en benen en rompen’ een weg naar waar het veilig is. De proloog van De stem van Jessica Durlacher heeft nogal groteske trekken.
Terug in Nederland gaat de rest van de roman vooral over de komst van de Somalische vluchtelinge Amal die binnen het gezin als kinderoppas komt werken. Dan blijkt dat ze meer in haar mars heeft. In de tv-show De stem (een soort The Voice) blijkt niet alleen haar zangtalent, maar ze wil ook een politiek statement maken door haar hoofddoek af te doen en ze ontdoet zich van haar traditionele kleding. Direct na de uitzending komen de doodsbedreigingen van radicale moslims al binnen. Door onder te duiken bij Zelda en haar familie (‘onze nieuwe Anne Frank’) sleept ze ook hen mee in een wereld van bedreiging en geweld.
Durlacher haalt een heleboel overhoop in deze roman. Het opkomend islamitisch terrorisme en de radicalisering van de jeugd, de zelfmoord van Herman de eerste man van Zelda, de oorlogstrauma’s van haar vader, de verhoudingen binnen het gezin, de tekortschietende beveiliging van mensen die bedreigd worden. En daar doorheen flakkert, door de schrijfster in elk interview benadrukt, de historie van Ayaan Hirsi Ali die een tijd doorbracht in het huis van Durlacher en haar man Leon de Winter. Het ongenaakbare van Hirsi Ali wordt goed getypeerd in Amal, maar voor haar uiterlijk heeft Durlacher een blik clichés opengetrokken met haar ‘huid zo zwart als ebbenhout’ en haar witte tanden. Het valt te begrijpen dat Durlacher niet de figuur van Hirsi Ali wilde fictionaliseren, maar de keuze voor een zangeres die politieke statements maakt en stukken in de krant schrijft maakt het geheel iets ongeloofwaardiger. Ik bleef al lezend toch steeds Hirsi Ali voor me zien in plaats van een fictieve figuur.
De stem dendert naar een noodlottige ontknoping die natuurlijk plaats zal vinden rond de finale van de zangwedstrijd. Daar wordt continu op gehint in het boek, dus tegen de tijd dat er daadwerkelijk iets plaatsvindt kun je nog moeilijk verrast zijn. Het is daarnaast jammer dat Durlacher elk gevoel benoemt en uitwalst, waardoor er voor de lezer weinig te raden over blijft.
Het moest te maken hebben met angst, angst voor die vermaledijde beklemming, en voor de ondraaglijke, premature melancholie over alles wat straks voorbij zou zijn.
Of:
De schuld (niet schuld, schat, ‘zelfverwijt’, zoals Martha me steeds trachtte bij te brengen) die ik voelde over Hermans dood, was als een stuk prikkeldraad binnen in mijn borstkas om mijn hart gewikkeld en bij bepaalde gedachten en bewegingen voelde ik de scherpe puntjes steken.
Of:
Natuurlijk wil ik dat onze pijn gezien wordt. Verdriet wordt verdraaglijker als het verteld kan worden, uitgesproken, onder ogen gezien, je hoeft geen psychotherapeut te zijn om dat te onderkennen.
Het boeiendste gedeelte van het boek is de verhouding van Zelda met haar oudste zoon Philip. Een zoon die zijn eigen keuzes volgt en in dienst treedt van het Israëlische leger en zijn leven in dienst stelt van het bestrijden van terreur. Hij is voor Zelda niet helemaal te peilen en toch heeft ze grootst mogelijke bewondering voor zijn verzet tegen de islamitische terreur. Een zelfde soort moeder-zoonverhouding zat ook al in de roman De held uit 2010. De zoon verbeeldt misschien de onderliggende boodschap van hoop binnen het boek: wees weerbaar.
Coen Peppelenbos
Jessica Durlacher – De stem. De Arbbeiderspers, Amsterdam. 432 blz. € 24,50.
Deze recensie verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 29 januari 2021.