Recensie: Sander van Walsum – Emma
Scènes uit een huwelijk
‘Romans bedoel je? Nee, dank je. De historische werkelijkheid is altijd verrassender dan welke romanplot ook.” Een duidelijk statement, zou ik zeggen. Het staat op de tweede bladzijde van Emma, jawel, een roman, en helaas moeten we de spreker, Cees, docent geschiedenis, gelijk geven. De plot van deze tweede roman van Sander van Walsum, historicus, is niet erg verrassend, maar daar staat tegenover dat de historische werkelijkheid die de roman beoogt te beschrijven dat ook niet is. Je kunt je sowieso afvragen of zoiets als ‘de’ historische werkelijkheid bestaat en of die zou kunnen verrassen. Hooguit kan de interpretatie ervan verrassen. Maar ook op dat punt verrast Van Walsum niet.
Emma is een opeenstapeling van scènes uit het huwelijk van Emma en Cees. De schrijver neemt ons mee naar de historische werkelijkheid van de jaren zeventig, hoogtijdagen van de tweede feministische golf. Anja Meulenbelt is de meest gelezen Nederlandse schrijfster, vrouwen vertikken het om nog langer de overhemden van hun man te strijken. Mannen zijn per definitie potentiële verkrachters.
Ik zie ze nóg voor me: mannen die sloofden in het huishouden, zich het schompes fietsten van crèche naar kleuterschool naar werk en vice versa, de boodschappen deden, kookten en ’s avonds op de kinderen pasten opdat hun echtgenotes kwaad van hen konden spreken in het vrouwenhuis. Vonden ze dan troost in de armen van een jongere, zich niet onderdrukt voelende vrouw, dan leverden ze daarmee het ultieme bewijs van hun inferioriteit.
Een historische werkelijkheid, kortom, die vraagt om een satirische roman. Die roman heeft Sander van Walsum met Emma geprobeerd te schrijven, maar hoewel het boek onderhoudende passages bevat, schiet het als geheel tekort. Sterker nog: het boek ís geen geheel, het bestaat zoals gezegd uit een opeenstapeling van scènes: losse kralen zonder draad.
O ja, er zitten mooie scènes bij, zoals die waarin Cees op de school waar hij lesgeeft wordt geconfronteerd met naaktportretten van zijn Emma, die, dacht hij nog, schilderles kreeg van de exposerende kunstenaar. Diezelfde kunstenaar krijgt later nog pijnlijk Cees’ vuist op zijn neus, maar dan is er al niets meer te redden. Vanzelfsprekend wordt een huwelijkstherapeut geraadpleegd; we schrijven immers jaren zeventig.
Stof voor satire in overvloed, maar het is net alsof de schrijver zich niet helemaal durft te laten gaan. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat, als het om relatietherapeuten en de jaren zeventig gaat, niets fantastischer is dan de werkelijkheid. Daar valt bijna niet tegenop te romantiseren.
Nogal afleidend van het hoofdverhaal zijn de uitweidingen over Albert, de enige zoon van Emma en Cees, die maar wat graag het ouderlijk huis verlaat en in Utrecht gaat studeren. In sommige hoofdstukken waan je je in een studentenroman waarin de onderdrukte niet de vrouw is, maar de feut.
Overal is weleens wat.
Een roman wil Emma, met al dat losse zand, maar niet worden. Te vaak wordt de lezer vergast op clichématigheden, en naarmate het verhaal vordert, lijkt het alsof het de schrijver door de vingers glipt. Zijn personages blijven schimmen, hun handelen is schematisch. Een kunstenaar drinkt te veel en zit achter andermans vrouw aan, een geschiedenisleraar is de hem omringende werkelijkheid vreemd, en een zich van het juk van haar man bevrijdende vrouw legt het aan met andere mannen. Van Walsum maakt niet aannemelijk dat al deze blijken van het menselijk tekort voortkomen uit de personages zelf, uit hun streven, hun lijden, uit wie ze in diepste wezen zijn.
Op zijn beste momenten doet de schrijver denken aan Marijke Höweler, die in de jaren tachtig en negentig vrolijke romans schreef over mensen die hun uiterste best doen om zich door de idioterie van hun tijd heen te slaan. Van Walsum mist die scherpte. Nog.
Frank van Dijl
Sander van Walsum – Emma. Atlas.
Deze recensie stond eerder in HP / De Tijd, 25 september 2009.