Recensie: Maxime Rovere – Spinozaland
We kunnen ons niet ontdoen van de mensen zoals ze zijn
De zeventiende-eeuwse wijsgeer Baruch Spinoza (1632-1677) kan zich de laatste jaren in een ongekende populariteit verheugen. Er verschijnen in hoog tempo nieuwe inleidingen, studies en romans over deze radicale filosoof, door velen gezien als een van de grondleggers van de moderniteit. Ook in Frankrijk, het land van Descartes en het rationalisme, is men in intellectuele kring dol op Spinoza. De Franse filosoof en schrijver Maxime Rovere (1977) heeft misschien wel een van de meest ambitieuze projecten over de filosoof ondernomen: een grote roman over het leven van Spinoza, gecombineerd met een actuele interpretatie van de man en zijn werk. Een proeve van faction, een geraffineerde combinatie van feit en fictie.
Rovere vertelt over Spinoza’s ouders, zijn jongensjaren in de joodse gemeenschap in Amsterdam, het faillissement van zijn vader, de verbanning uit de synagoge, zijn leven als filosoof in Rijnsburg, Voorburg en aan de Paviljoensgracht in Den Haag. Hij omkadert het persoonlijk verhaal over zijn familie, vrienden en activiteiten mooi met het grotere verhaal van de politieke en culturele ontwikkelingen in de Nederlandse Republiek van de Gouden Eeuw.
Rovere maakt duidelijk dat Spinoza niet de ascetische geleerde is waarvoor hij wel eens wordt gehouden. De eenzame filosoof die in zijn huisje in Rijnsburg zijn spaarzame brood verdient met het slijpen van lenzen. Nee, Spinoza had talloze contacten en ontwikkelde zijn ideeën in samenspraak met een uitgebreide groep van geleerde vrijdenkers waarmee hij samen de grenzen van het rationalisme verkende, zoals de gebroeders Koerbagh, Franciscus van den Enden, Johannes Bouwmeester, Simon Joosten de Vries, Pieter Balling, Jarig Jellesz. en uitgever Jan Riewertz. Deze gezamenlijke inspanning voor het spinozisme komt duidelijker naar voren in de Franse titel van het boek, Le clan Spinoza, dan in het wat vrijblijvende Spinozaland. Zijn naam was zo vermaard dat hij in contact stond met grote Europese geleerden uit die tijd als de gebroeders Huygens, Henry Oldenburg, Robert Boyle, Gottfried Leibniz, Walther Ehrenfried von Tschirnhaus, Niels Stensen en vele anderen.
Het is niet altijd duidelijk wanneer Rovere gebruik maakt van fact of fiction en ook niet waarom. De moordaanslag op de jonge Spinoza bij de synagoge, waaraan vele kenners twijfelen of deze wel werkelijk heeft plaatsgevonden, krijgt bijvoorbeeld een volwaardige plek in de roman. De eventuele liefdesrelatie die Spinoza heeft gehad met Clara Maria, de dochter van zijn leermeester Van den Enden, wordt daarentegen op academisch toon gewogen.
Hoe dan ook, Spinozaland is een imponerende tour de force van een auteur die zich niet in zijn ambities laat breidelen. Hij geeft een breed overzicht van het Europese intellectuele leven en probeert op toegankelijke wijze de opvattingen van Spinoza en zijn geestverwanten voor het voetlicht te brengen. Soms weet Rovere de mogelijkheden van de romanvorm volledig uit te buiten, zoals wanneer hij de teleurstelling beschrijft van Spinoza’s vrienden nadat zijn Politiek-theologisch traktaat op veel verzet was gestuit en uiteindelijk in 1674 door het Hof van Holland als ‘godslasterlijk’ werd verboden. ‘Beste vrienden,’ zegt Spinoza berustend, ‘we spelen een spel zonder beloning, zonder winst, zonder iets. We kunnen ons niet ontdoen van de mensen zoals ze zijn. We zullen ze niet verbeteren, we zullen ze niets leren. Ze zullen eeuwig doorgaan met zichzelf te benadelen door hun dwaasheid en hun hartstochten. Wat we ook proberen, ze zullen zich altijd verzetten en de overhand hebben. Want nooit, horen jullie, nooit zullen de deugdzamen het sterkst of het talrijkst zijn.’
Mooi vond ik ook het verhaal over Franciscus van den Enden, Spinoza’s leermeester waar hij enige tijd in huis verbleef nadat hij uit de joodse gemeenschap was gestoten. Van den Enden was een radicale pleitbezorger van de democratie en raakte na zijn vertrek naar Frankrijk betrokken bij een samenzwering tegen koning Lodewijk XIV en de plannen een republiek te vestigen in het anti-monarchistische Normandië. Van den Enden had de grondwet voor de nieuwe republiek geschreven. Het complot werd echter verraden en Van den Enden werd evenals zijn medesamenzweerders ter dood veroordeeld. De man die de daad bij het woord wilde voegen, aanvaardde zijn lot gelaten: ‘De Latijnse leraar weet dat zijn dood niets onrechtvaardigs heeft: hij heeft gestreden, hij werd overwonnen.’
De lezer moet eerlijk gezegd wel behoorlijk ingevoerd zijn in het leven en denken van Baruch Spinoza om deze faction-roman met genoegen te kunnen lezen. Het is vast heerlijk leesvoer voor de vele Spinoza-genootschappen die ons land rijk is en waar de leden elkaar kunnen testen op hun kennis van de grote meester. Voor de modale lezer is het boek, dat bijna zeshonderd bladzijden telt, een flinke kluif.
Spinozaland is goed vertaald door Hendrickje Spoor, filosoof Frank Mertens heeft de tekst aangepast voor het Nederlandse publiek. Het is jammer dat je bij dit ambigue boek, waarbij je soms wilt weten wat echt is of verzonnen, niet kunt teruggrijpen op een literatuurverwijzing of notenapparaat. Deze onderdelen zijn alleen op de website van de Franse uitgever te vinden. Vervelende bijkomstigheid daarbij is dat de bladzijdenummers naar het originele, Franse boek verwijzen en het daarom een hele puzzel is om de juiste noten op te sporen.
Aart Aarsbergen
Maxime Rovere – Spinozaland. De ontdekking van de vrijheid – Amsterdam, 1677. Uit het Frans vertaald door Frank Mertens en Hendrickje Spoor. Balans, Amsterdam. 560 blz. € 34,99.