Recensie: Sylvain Tesson – De sneeuwpanter
Groots en urgent
De sneeuwpanter van de Franse schrijver Sylvain Tesson is zo’n boek waarvan je tijdens het lezen al weet dat je het nog eens gaat lezen. Omdat het belangrijk is. En mooi geschreven. Een spannend reisverslag verweven met een wereldbeeld waar je misschien niet blij van wordt, maar waar je niet onderuit kunt. Met drie reisgenoten vertrekt Tesson naar Tibet om in de Himalaya de laatste sneeuwpanters te spotten. De leegte en grootsheid van het landschap en de kwetsbaarheid van de natuur laten hem inzien hoe zeer de mens de baas speelt op aarde, terwijl diezelfde mens in het licht van de evolutie vrij weinig voorstelt.
Gisteren verscheen de mens als een paddenstoel die overal uit de grond schoot. Zijn hersenschors voorzag hem van een ongekend talent: het gesublimeerde vermogen om alles wat hij niet was kapot te maken en ondertussen te jammeren dat hij daartoe in staat was.
Tesson, reiziger, filosoof en bovenal avonturier, woont in Parijs om de hoek van de Notre Dame maar is het liefst op pad. Hij heeft een duidelijke afkeer van de menselijke onhebbelijkheid om via allerhande schermpjes de wereld binnen te halen, waardoor iedere levensdrift verdwijnt. ‘Sinds de cyberrevolutie keken we alleen nog maar naar bewegende beelden, maar zelf bewogen we niet meer.’
Zijn vriend Munier, die de leiding heeft tijdens de reis, heeft eigenlijk alleen oog voor dieren en hun natuurlijke habitat. Hij weet alles van afgelegen gebieden en hun bewoners. In Tibet, op een hoogte van meer dan 4000 meter, ontmoeten ze wolven, wilde ezels, jaks, chiroe-antilopen, gazellen, een manoel en uiteindelijk ook de met uitsterven bedreigde sneeuwpanter. Dat het dier zich hier heeft moeten terugtrekken, in een van de laatste gebieden waar de mens het niet lang uithoudt (het is er gemiddeld min twintig), is uiteraard de schuld van diezelfde mens. De vier reizigers slapen in tentjes en grotten en liggen dagen door verrekijkers te turen naar een beweging in het kale rotsachtige landschap. Ze trekken over bergruggen en hoogvlaktes en komen aan de bron van de Mekong. Mensen ontmoeten ze er nauwelijks, behalve bij hun laatste kampement waar een herdersfamilie woont die jaks houdt. De kinderen leiden de kuddes over de vlaktes waar hier en daar wat karig gras groeit.
Er wordt weinig gesproken. De andere drie zijn vooral in de weer de dieren en het landschap vast te leggen met film- en fotocamera’s. ‘Munier leed aan een vreedzaam en continentale vorm van het ‘syndroom van Moby Dick’. Hij zocht geen walvis maar een panter en wilde die niet harpoeneren maar fotograferen.’ Tesson legt alles vast met woorden. In prachtige en rijke volzinnen beschrijft hij de kou en de ontberingen, maar ook de schoonheid van de lege dalen en berghellingen. Tussen zijn observaties door citeert hij even makkelijk uit bekende en minder bekende literatuur als uit de Tao Te Ching.
‘Kan jouw ziel de eenheid omvatten?’ stond er in het tiende hoofdstuk van de Tao Te Ching. Die vraag was een probaat slaapmiddel. Ik vroeg me het voortdurend af sinds we dieren tegenkwamen.
De humor overschaduwt de serieuze boodschap allerminst. Ook zonder in de Himalaya op zoek te zijn naar de bijna onzichtbare sneeuwpanter, zou je ervan doordrongen moeten zijn dat het niet al te best gesteld is met de wereld in het algemeen en de natuur in het bijzonder. Zijn boek is urgent. Groots en urgent.
Arjen van Meijgaard
Sylvain Tesson – De sneeuwpanter. Vertaald door Eef Gratama. De Arbeiderspers, Amsterdam. € 20,99.