Recensie: Thijs de Boer – Vogels die vlees eten
Alledaagse psychopaten
Het kan toeval zijn. Ik las het debuut van Thijs de Boer, de verhalenbundel Vogels die vlees eten, in de week dat Joran van der Sloot weer opdook, dit keer als verdachte van de moord op een jonge vrouw in Peru. Niet dat ik Van der Sloot wil vergelijken met De Boer, of andersom. Maar dat de ik-figuren in de verhalen van Thijs de Boer angstaanjagende personen zijn, daarover kan geen twijfel bestaan.
In een van die verhalen heeft de verteller een naam: Vincent Dorsman. Hij lijkt sterk op de vertellers in de andere verhalen. Zijn zij allemaal één en dezelfde?
Ze deden mij denken aan Joran van der Sloot, over wie een hoogleraar forensische psychologie in de Volkskrant zei dat hij ‘vrijwel alle belangrijke trekken van een klassieke psychopaat’ vertoont. Dat hij last heeft van ‘een gebrek aan empathie en aan schuldgevoel’, ‘een enorme neiging tot manipulatie’ vertoont en bovendien ‘een pathologische leugenaar’ en ‘een gladde prater’ is, gaat net zo goed op voor Vincent en de andere ik-figuren (en soms een broer) in De Boers verhalen.
Maar waar Joran van der Sloot dankzij zijn niet aflatende geldingsdrang een moderne schurk is geworden – de Grote Boze Wolf, The Joker, de Nationale Boeman (of zeg maar gerust: Internationale Boeman) – die zich alleen oppervlakkig, in clichés, laat kennen, gaat Thijs de Boer met zijn personages de diepte in. Hij geeft hun houding en gedrag een motor. Die motor heet angst, levensangst om precies te zijn. Hun leven speelt zich af in de diepste krochten van het bestaan.
Om aan hun angsten te ontsnappen, slikken ze van alles en nog wat. Ketamine, zoloft, ritalin, nicotine, pethidine. Alles waar ze maar de hand op kunnen leggen. Niet dat het helpt; ze worden er alleen maar gekker van, onberekenbaarder.
Het is een fijn stelletje dat Thijs de Boer – de debutant is 29 – ten tonele voert in zijn tien verhalen. Ze hollen bij nacht en ontij in hun onderbroek door een bos, gaan de stad in om een blondine te versieren en komen thuis met een brunette, ze vermalen de morningafterpil door het ontbijt van het meisje met wie ze onveilige seks hadden, ze laten een baby drinken aan de borst van de vrouw die ze zojuist hebben doodgeslagen. Dit is niet het type jongeman waar je je dochter graag mee in aanraking ziet komen. De psychologische verdieping die De Boer er gratis bij levert, heeft te maken met een dode moeder, een vader op afstand en pleeggezinnen, het ene na het andere.
Het onthutsende van deze verhalen zit hem in de directe en nuchtere manier van schrijven.
Er zit een eigenaardig contrast tussen de heftigheid van het beschrevene en de manier waarop dat beschreven is. Bovendien weet de schrijver zijn lezers te prikkelen met beginzinnen als: ‘De jongen was zijn kleine zusje kwijt. En daarna stopte de moeder met ontbijt maken.’ Of: ‘Mijn vader zegt dat hij me vastbindt aan mijn bed zodat de ratten mijn lippen opeten als ik ooit nog met mijn gore poten aan die windbuks kom.’ Je wilt als lezer dan weten wat er in godsnaam aan de hand is.
Natuurlijk, fictie is manipulatie. De schrijver wikt, de schrijver beschikt. Hij manipuleert de lezer, schept beelden en verwachtingen, laat die al dan niet uitkomen. Taal is zijn instrument. In feite is elke schrijver ‘een gladde prater’ ‘met een enorme neiging tot manipulatie’.
Ik hoop maar dat dit debuut niet autobiografisch is.
Frank van Dijl
Thijs de Boer – Vogels die vlees eten. Nieuw Amsterdam.
Deze recensie stond op 25 juni 2010 in HP / De Tijd.