Recensie: DBC Pierre – Ondertussen in Dopamine City
Dolende mens in nepwereld
DBC Pierre maakte een flitsende start in het land der letteren. Zijn debuutroman Vernon God Little veroverde in 2003 de prestigieuze Booker Prize. Vernon God Little was inderdaad een opzienbarende zwarte komedie, gebaseerd op het Colombine High School-bloedbad. Dat initiële succes heeft Pierre echter niet duurzaam weten te verzilveren. De daaropvolgende romans – alle door uitgeverij Podium vertaald – bleken geen succes, mede veroorzaakt door Pierre’s nogal onorthodoxe stijl, plotloze structuur en soms onnavolgbare ideeën. Een zelfverklaring daarvan blijkt overigens uit Laat ze maar denken dat je als schrijver geboren bent. Een atypische schrijfgids (2016).
De van oorsprong Australische auteur, die ook woonachtig is geweest in Mexico City en Ierland, liet Vernon God Little zich afspelen in Texas. Ondertussen in Dopamine City speelt zich af in een niet met name genoemde stad, niet te ver van een woestijnachtig gebied – wat dus in de het zuiden van de Verenigde Staten, Mexico of Australië kan zijn. Of gewoon ergens anders. Ik mag toch wel zeggen dat Lon Cush het hoofdpersonage is van Ondertussen in Dopamine City. Lon is een rioolwerker.
In het riool was je vrij man – werd je betaald om de natuur na te volgen, want na een poos lopen en ruimen in het riool kwam je tot het inzicht dat alles onder de zon bestond uit leidingen om het goed aan en de rotzooi af te voeren.
Maar door robotisering raakt Lon zijn baan kwijt en voor omscholing naar iets ict-erigs is hij niet geschikt. Lon Cush heeft zijn vrouw verloren na de geboorte van hun tweede kind. In zijn veel te dure huis, aan de zuidrand van de stad – niet het beste gedeelte – woont hij met zijn zoon Egan, jaar of elf, en dochter Shelby, negen jaar. Het gaat allemaal faliekant mis als Shelby een smartphone krijgt. Niet alleen gaat het met Lon Cush en zijn kinderen verkeerd, ook met de roman. Aanvankelijk is Pierre met zijn grove stijl en talloze neologismen – een helse vertaalklus voor routinier René Kurpershoek – nog wel enigszins te volgen in de strijd die de arme Lon heeft met internet, social media, artificiële intelligentie, robots en al die zogenaamde verworvenheden van de moderne tijden. Maar als de auteur eenmaal op weg is in de roman kiest hij ervoor om zo’n beetje de helft van elke pagina toe te bedelen aan idiote newsfeeds; je leest de roman dan in twee kolommen. Lastig. Die newsfeeds gaan over weggelopen kinderen die niet weggelopen zijn; een vrouw die zwanger geraakt is door een tissue uit een vuilnisbak; transplantatie van oren en dieren op mensen; fysiek contact – ook seks – met overledenen; en het stilzetten van de tijd, waardoor kinderen snel volwassen worden en ouderen verjongen. Het is een overdaad aan aan Pierre’s fantasie ontsproten gekkigheden. Nagenoeg onnavolgbaar.
Wat ik begrijp is dat DBC ons waarschuwt voor de gekte die in de mens ontstaan is, een gekte die ons zal overleveren aan een totaal virtuele nepwereld. Wat natuurlijk wél waar is, is dat kinderen en jongeren veel te vroeg als volwassenen worden gezien en behandeld, en dat ouderen eeuwig jong willen zijn. Deze uitvergrote tegenstelling is de spiegel die DBC Pierre in Ondertussen in Dopamine City voorhoudt. Vanzelfsprekend eindigt het in armageddon: ‘En boem. Weg waren ze.’
Wiebren Rijkeboer
DBC Pierre – Ondertussen in Dopamine City. Vertaald door René Kurpershoek. Podium, Amsterdam. 398 blz. € 25.