Recensie: Ewa Lipska – De liefde, beste mevrouw Schubert
Liefde is het onvermogen van de taal
In De liefde, beste mevrouw Schubert zijn zesenzestig prozagedichten van de Poolse Ewa Lipska verzameld en vertaald door Karol Lesman. Steeds weer is meneer Schmetterling aan het woord; in korte poëtische brieven, mijmert, herinnert of ondervraagt hij de zwijgende mevrouw Schubert. De verhouding tussen de twee wordt nergens toegelicht, maar het is aannemelijk dat er in het verleden een amoureuze heeft plaatsgevonden. Nu beide van middelbare leeftijd zijn worden ze nog verbonden door een ‘gemeenschappelijke verlegenheid,’ aldus meneer Schmetterling.
Lipska is geboren in 1945 in Krakow en heeft meer dan dertig poëziebundels achter haar naam te staan. In haar land is ze meermaals gelauwerd voor haar poëtische oeuvre dat ondertussen in meer dan vijftien talen vertaald is. Lipska is een vriendin en tijdgenoot van de Nobelprijswinnende dichteres Symbrowska. Hun poëzie wordt dan ook regelmatig met elkaar vergeleken, maar dat doet geen recht aan de eigenheid en originaliteit van Lipska’s werk. Waar Szymborska uitblinkt in lichte ironie, hanteert Lipska een scherpe toon in haar stijl.
Het voelt verkeerd de gedichten af te doen als liefdespoëzie te noemen, maar toch kunnen ze daar wel degelijk onder geschaard worden. Meneer Schmetterling deelt zijn overpeinzingen of vertelt korte anekdotes over zijn eenvoudige leven aan mevrouw Schubert, maar steeds wanhopiger klinken de onverwachte kattenbelletjes over de liefde. Af en toe stelt meneer Schmetterling vragen als: ‘En hebben wij nog tijd om te vluchten in koele ouderdom die in staat is al onze houdbaarheidsdatum te verlengen?’ Of haalt hij herinneringen op: ‘Beste mevrouw Schubert, herinnert u zich nog hoe wij wereldje speelden?’ Het is niet het vurige verlangen dat we dikwijls associëren met de liefde dat doorschemert in Lipska’s gedichten, niet de versmelting met de ander, maar juist de afstand tussen twee mensen waarin de grootste intimiteit bloeit. De afstand tussen de twee wordt steeds angstvallig bewaard, altijd spreekt hij haar aan met ‘u’ en met ‘mevrouw’, nooit komt hij dichterbij met zijn woorden.
In doordringende, heldere taal legt Lipska haarscherp de ongemakkelijkheden van het bestaan bloot. Diezelfde taal wordt tegelijkertijd door de mangel gehaald in geestige aforisme als: ‘Zoals u weet is al wat onmogelijk is levensvatbaar’ of kritische onder de loep genomen zoals in het gedicht ‘Taal’:
Beste mevrouw Schubert, ik schrijf u in het Pools. Merkwaardige
taal. Plakt aan je verhemelte. Je moet hem voortduren vertalen in
andere talen. Hij ruikt soms muf en smaakt als apathische mosterd.
In de liefde wil hij nog weleens op dreef komen. Herinnert u zich
die lexciale duizeling, toen we over het strand renden en de regen
ons de laatste restjes spraak uit de mond waste?
Lipska lijkt te suggereren dat de liefde verscholen ligt in het onvermogen van de taal. Het beeld van twee mensen die door de regen rennen, waar de laatste resten spraak uit de mond gespoeld worden is zowel romantisch als vervreemdend.
In andere gedichten onderzoekt Lipska de verhouding tussen het heden en verleden. De dichteres is gefascineerd door de paradoxen die de aard van de tijd veroorzaakt. Zo schrijft ze in ‘Typefout’:
Beste mevrouw Schubert, zoals u weet, doen er om ons heen
geschiedenissen de ronde die nooit zijn gebeurd. Op een keer
kwam een vrouw naar me toe die zei: “Ik ben Datum, hoewel er in
mij plaats nog ruimte is. Er vinden rondom mij geen gebeurtenissen
van historische betekenis plaats en de kalender van organza die ik
soms omsla is een leegstaand gebouw. Ik word verblind door het
gebroken licht in de baas en die mensheid van jullie, die ondraaglijke
typefout van de kosmos.” U vraagt wanneer dat niet is gebeurd?
Dat kan ik u niet zeggen.
En ook in andere gedichten wordt er met de complexiteit van het begrip tijd gespeeld: ‘Beste mevrouw Schubert, ik vraag me af waar we Later gaan wonen. Later oftewel daar waar eerst een fabriek stond die het leven na de dood produceerde. Het zal zijn tussen wat we niet hebben gedaan en wat we niet meer zullen doen.’ Of in ‘Piano’: ‘Dus laten we dit nogmaals spelen, beste mevrouw Schubert, want het is nog te vroeg om te laat te zijn.’
Het werk van Lipska is speels, intellectueel en uitdagend. Niets lijkt vast te staan: elk concept wordt bevraagd in haar poëzie. In De liefde, beste mevrouw Schubert onderzoekt ze de betekenis van alledaagse concepten zoals liefde en tijd. Ze lijkt te concluderen dat we er uiteindelijk geen vinger op kunnen leggen, dat maakt niet uit, want: ‘het is maar goed dat er nog een land is dat overal is en Poëzie heet.’
Kinha de Almeida Guimarães
Ewa Lipska – De liefde, beste mevrouw Schubert. Vertaald door Karol Lesman. Plantage, Leiden. 80 blz. € 16,-.