Recensie: Hans Sahar – Hoezo bloedmooi
Voor galg en rad
De oudere oplettende lezertjes onder u zullen het zich nog wel herinneren: toen de jaren zeventig op hun einde liepen, was daar ineens het fenomeen van de vrouwenliteratuur. In de vrouwenboekhandel kochten vrouwen vrouwenboeken van vrouwenuitgeverijen over de vrouwenstrijd en in het vrouwenhuis praatten ze er met de vrouwen van de vrouwenbevrijdingsbeweging over na. Mannelijke recensenten die het aandurfden om een boek van een vrouwelijke auteur al te kritisch te bespreken, waren seksisten, chauvinistische onderdrukkers en potentiële verkrachters.
De vrouwenboekhandels en vrouwenuitgeverijen zijn intussen allemaal failliet want vrouwenboeken werden onverkoopbaar. De vrouwenstrijd liep met een sisser af nadat de voorvrouwen van het vrouwenbevrijdingsleger waren gaan samenwonen met geile Toscaanse mannen. Het vrouwenhuis werd een automatenhal.
De enige aan wie deze teloorgang tot op heden is voorbijgegaan, is Hannes Meinkema die dan ook nog altijd het ene vrouwenboek na het andere schrijft.
Het valt te hopen dat de allochtonenliteratuur die op dit moment opgang maakt niet hetzelfde lot ten deel zal vallen als de vrouwenliteratuur. (Het tijdschrift Chrysallis… Hoort u daar nog wel eens iets van?)
Misschien moeten we daarom om te beginnen afspreken dat we het woord ’allochtonenliteratuur’ nooit meer zullen gebruiken. Het gaat bij dezen in de prullenbak. Literatuur die in de Nederlandse taal wordt geschreven is gewoon Nederlandse literatuur: het doet er niet toe waar de auteur in kwestie werd geboren. Maar is het inderdaad wel zo eenvoudig? Er zijn immers ook nog de thema’s die een rol spelen, thema’s die vaak de afkomst van een schrijver verraden.
Zo is het thema in de debuutroman van Hans Sahar, Hoezo bloedmooi, het opgroeien in een migrantengezin in een totaal vreemde cultuur. Preciezer gezegd: het opgroeien als Marokkaanse jongen in Den Haag. Zijn pseudoniem verwijst naar die schizofrene situatie: er is natuurlijk geen Marokkaan die echt Hans heet.
Hans Sahar heeft het thema verwerkt in een schelmenroman van 126 bladzijden, een boek dat is geschreven met vaart (’met de snelle beat van een rap-song’, zegt de achterflap) en met bravoure. In het boek is het Sahar’s alter ego Abi die worstelt met het gezag thuis, op school en op straat. Thuis heerst de islam, de ouders behoren tot wat Sahar noemt de ‘strakke moslims’. Op school vertegenwoordigt Abi maar een van de vele nationaliteiten. En op straat is de gehate politie de baas. Zo wordt Abi een keer geverbaliseerd door agent J. de Boef. ‘Hebben ze u nooit opgepakt?’ is dan ook Abi’s repliek.
Dat woordgrapje is een beetje tekenend voor de sfeer die de roman uitstraalt: het Ciske-de-Rat- ofwel Pietje-Bell-gehalte is vrij hoog. Abi is een jongen die opgroeit voor galg en rad. Een straatvechter. Een schoffie. Maar hij heeft een hart van goud. Hij is zeg maar een reïncarnatie van Ik, Jan Cremer.
Maar waar Jan Cremer in 1964 onverbiddelijk was, is Hans Sahar in 1995 hooguit amusant.
Hoezo bloedmooi leest lekker weg, de ruzies en conflicten rijgen zich moeiteloos aaneen, aan seks is ook gedacht (Abi verhuurt zich als gigolo aan vrouwen én mannen: hij draait er zijn hand niet voor om om ’een paar poten een poot uit te trekken’), maar het diepere drama dat de motor van elke roman hoort te zijn, blijft hier te veel onder de oppervlakte verborgen. We zijn getuige van oprispingen van kwaadheid, maar nooit worden we deelgenoot van die kwaadheid.
Op de allerlaatste bladzijde zien we een poging om de oorzaak van het grote onbehagen van de hoofdpersoon te verwoorden: ‘Dat was nou zijn leven. Marokkaans met een beetje Hollands. Als een losse bijlage hing hij erbij, zat hij ertussen.’
Meer psychologische duiding heeft dit debuut niet te bieden. Wat blijft is een boek dat met lef geschreven is, een flitsende avonturenroman over een jeugd aan de zelfkant van Den Haag.
Frank van Dijl
Hans Sahar – Hoezo bloedmooi. Roman. De Arbeiderspers.
Deze recensie verscheen eerder in Algemeen Dagblad, 22 september 1995. Hans Sahar (pseudoniem van Farid Boukakar, 1974) publiceerde na zijn debuut nog Zoveel liefde, 1996, De heimweekaravaan. Verhalen, 2000 en De gebroeders Boetkaboet. Een Berbers familiedrama in de Hofstad, 2008, steeds bij De Arbeiderspers.