Recensie: Nico Dros – Willem die Madoc maakte
Opstand tegen de R.K.Kerk
Weerzinwekkende zwijnen ontmoeten we in de roman van Nico Dros: Willem die Madoc maakte. Ze zijn abt of bisschop en ze misbruiken de jongens die van hen afhankelijk zijn en/of de meisjes van eenvoudige komaf. De schrijver geeft een genadeloos beeld van de R.K.Kerk en haar dienaars. Bijna allemaal zijn ze hypocriet, geil en geldzuchtig. Met hun zalvende woorden proberen ze de arme gelovigen, maar ook de rijke graaf te bewegen hun zieleheil veilig te stellen. Helaas is het gewone volk zeer gevoelig voor het leven na de dood. Het leven er vóór is immers meestal armzalig en ellendig.
De hoofdpersoon, Madoc, moet niet veel hebben van het regulier tuig, maar hij kan zich niet veroorloven openlijk kritiek te uiten. Hij heeft het geluk, na zijn vlucht uit het klooster, waar hij door een wellustige monnik, Elmus, is verkracht, terecht te komen bij een graaf, wiens kanselier hij wordt, dankzij zijn intelligentie en schrijfkunst. Het schrijven heeft hij dan wel geleerd van een monnik die deugde. Elmus tuchtigt zichzelf periodiek, om daarna zijn vreet- en neukpartijen weer te hervatten. De geschonden jongens nemen wraak door hem half dood te zwepen, maar als hij inderdaad sterft, niet door Madoc, ziet de abt kans om een plaatselijke heilige van hem te maken. Op het hoofd van de gevluchte Madoc, alias Beda rust een banvloek van de Paus en staat een grote som geld. Uiteindelijk krijgen ze hem te pakken. Eerst vindt hij onderdak bij een stel boeren en vechters, die hem leren zich te verdedigen. Hij heeft een meisje, Veerle, gered van verkrachters, maar is vervolgens in elkaar geslagen door de verkrachters. Hij wordt gered door Veerle die hulp heeft gezocht. Zij verpleegt hem en wordt dan zijn eerste liefde. Er volgen nog meer liefdes: de gravin, die hem heimelijk bezoekt en hem een zoon schenkt, die doorgaat voor zoon van de graaf. Zij legt een zelfgeschreven gedicht voor hem op zijn schrijftafel.
‘Madoc was opgegroeid in een omgeving waar de vrouw als soort ronduit werd veracht. De voornaamste aanklacht tegen haar luidt; aanstichter van de zondeval, schuldig aan het verlagen van de man uit het paradijs.’ Madoc vond dat een vreemd verhaal. Hij denkt heel modern, over ziel en geest bijvoorbeeld: ‘Het betekent dat de geest, geen entiteit uit het bovenmaanse is maar dat deze een natuurlijke, een aardse oorsprong heeft.’ Aristoteles is een belangrijke leermeester. ‘Het waanidee waarop het christelijke geloof was gefundeerd had hij met de rede doorzien en verworpen.’
Tenslotte is er Wijchje, aanvankelijk een vurig minnares, later zijn echtgenote, maar zij bezwijkt als Hadewijch voor een machtiger minnaar, voor wie zij minnedichten schrijft. Zij vertrekt om begijn te worden in Vlaanderen.
Wie is Madoc en waar komt hij vandaan? Hij weet het zelf niet, maar er is het vermoeden dat hij een koningskind is uit Wales. Zijn ouders zijn gevlucht voor plaatselijk geweld. Hun schip is vergaan en de kleine jongen is in 1196 aangespoeld op de rug van een bruinvis. Zo kwam hij in het klooster waar hij copiïst werd van religieuze geschriften en soms wereldlijke liederen en verhalen.
Wie is Madoc in de literatuurgeschiedenis? Er is de tekst aan het begin van de Reynaert: ‘Willem die Madoc maakte waar hij dicke (vaak) om waakte’. Er zijn altijd vele speculaties geweest. Hij werd in de veertiende eeuw genoemd door Jacob van Maerlant. Men heeft sindsdien gezocht naar het handschrift. In 1977 verscheen plotseling de Madock, ingeleid en vertaald door H.W.J.Vekeman. Het bleek een grap van de ontdekker.
Nico Dros schreef onlangs de vijf centimeter dikke avonturenroman Willem die Madoc maakte. Dros studeerde geschiedenis en is goed op de hoogte van de middeleeuwse geschiedenis en de strijd tussen theologie en filosofie. In zijn Voorspel, dat ik misschien nog spannender vond dan de avonturenroman, vertelt hij over de ontdekking door een Vlaamse mediëvist van een verzamelhandschrift uit de dertiende eeuw. Nico Dros verzint dan de roman over het leven van Willem.
De schrijver heeft zich goed ingeleefd, getuige bijvoorbeeld het volgende citaat: ‘De verspreide bosjes op dit veld waren de plekken voor de betaalde liefde. De eigenlijke naam van dit woeste land was de tulpenweide, al sprak de volksmond liever van de wulpse weide.’ Beeldende details: ‘Twee schildknapen konden hem maar moeilijk bijhouden, en in hun poging dat wel te doen struikelde er een, viel tegen de andere aan die zich nog juist aan de ijzeren leuning kon vastgrijpen en daarmee voorkwam dat beiden naar beneden zouden rollen.’
Het slot van de avonturenroman is zeer verrassend en meeslepend. Ik zal het niet verklappen.
In een Naspel vertelt de schrijver, de mediëvist van het Voorspel – en Dros lijkt het daar als docent op een Schrijversschool van harte mee eens -: ‘Het autobiografische is natuurlijk voor iedere schrijver materiaal om het metier te leren. Maar al dat persoonlijke gelamenteer, min of meer gefictionaliseerd, mag toch niet het eindpunt zijn van de romankunst. De echte uitdaging van de fictie is immers zich in een verhaal een wereld eigen te maken die heel anders is dan die waarin de schrijver leeft. Een kunstvorm van uiterste empathie.’
Remco Ekkers
Nico Dros – Willem die Madoc maakte, Van Oorschot, Amsterdam. 584 blz. € 27,50.