Recensie: Reggie Baay – Het lied van de goden
Van koningskind tot voetveeg
Tijdens zijn werk aan Daar werd wat gruwelijks verricht, een boek over de slavernij in Nederlands-Indië was Reggie Baay op zoek naar levensgeschiedenissen van mensen die zelf tot slaaf waren gemaakt. Helaas bestaan die niet en daarom besloot Baay zelf zo’n levensgeschiedenis te creëren in Het lied van de goden. Een fictieve geschiedenis uit de achttiende eeuw.
Als Saromê, kind van de koninklijke familie van Wadjo, er stiekem op uit gaat, wordt zij geroofd en als slaaf aan de Nederlanders verkocht. Van koningskind tot gebrandmerkte voetveeg waarover haar Nederlandse heer kan beschikken wanneer hij wil, ook seksueel. Zelfs de eigen naam wordt veranderd in iets wat Nederlanders makkelijker vinden: Saromê van Wadjo wordt Flora van Makassar. Baay brengt die ontmenselijking nadrukkelijk in beeld inclusief de gruwelijke straffen die werden gegeven wanneer men in opstand kwam.
Baay laat Saromê haar levensverhaal schrijven als ze in Amsterdam in het Spinhuis opgesloten zit. In het Spinhuis werden gearresteerde vrouwen weer tucht en orde bijgebracht. Het werd ook een toeristische attractie om die gevangen vrouwen te bekijken. Het verhaal van Saromê wordt telkens doorsneden door brieven die de Amsterdamse wijnkoper Joachim van der Elst, tevens bestuurder van het Spinhuis, stuurt aan zijn zoon in Nederlands-Indië.
Die Van der Elst is een Droogstoppel avant la lettre, maar zonder de humor die Multatuli aan zijn personage meegaf. Hij wordt nogal eendimensionaal door Baay gekarakteriseerd: een man die voortdurend op zoek is naar meer macht en fortuin en de illegale handel niet schuwt. Natuurlijk is hij uiterst godsdienstig en vindt hij in de Bijbel genoeg teksten om slavernij te rechtvaardigen. ‘Want het zijn toch allemaal heidenen die nooit het licht van het ware geloof hebben mogen aanschouwen?’ Als zijn zoon in de Oost laat blijken dat hij gaat trouwen met een zwarte vrouw zijn de rapen gaar.
Het karakter van Saromê krijgt meer diepgang. Na een wrede meester wordt ze doorverkocht aan een vriendelijkere Nederlander, van wie ze zelfs een kind krijgt, maar ook door hem wordt ze bedrogen. Ze ontwikkelt zich door Nederlands te leren praten en schrijven en daardoor komt ze uiteindelijk ook naar Amsterdam waar de levens van Saromê en Van der Elst elkaar zullen kruisen. In Het lied van de goden wordt soms te veel uitgelegd en toegelicht ten koste van het verhaal, maar het toont de onfrisse kant van onze vaderlandse geschiedenis waarvoor wij pas de laatste jaren echt oog krijgen.
Coen Peppelenbos
Reggie Baay – Het lied van de goden. Atlas Contact, Amsterdam. € 22,99. 352 blz.
Deze recensie verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 2 april 2021.