Recensie: Aroa Moreno Durán – Dingen de je meeneemt op reis
Leven zonder land
Kinderen die loopgraafje spelen in een stad waar overal een sfeer van verwoesting hangt. Het is 1956 in Oost-Berlijn in de debuutroman Dingen die je meeneemt op reis van journalist en schrijver Aroa Moreno Durán. De Spaanse familie, van wie de vader in de Spaanse Burgeroorlog tegen dictator Franco vocht, wil koste wat het kost in de communistische DDR het begin van een beloftevolle nieuwe tijd zien. Dochter Katia voegt zich aanvankelijk braaf tot Johannes, een jonge man uit het Westen, haar doet inzien dat de wereld groter is.
Aora Moreno Durán publiceerde voor zij zich met fictie ging bezighouden al succesvolle biografieën van Frida Kahlo en de grote Spaanse dichter Federico García Lorca, die door Franco-aanhangers werd vermoord. Geen wonder dat er werd uitgekeken naar haar romandebuut, dat kort na verschijning meteen de Premio El Ojo Crítico voor beste fictie van het jaar won en waarvan de vertaalrechten inmiddels aan zeven landen zijn verkocht.
De genoemde burgeroorlog is in de naoorlogse Spaanse literatuur een constante. Wat dat betreft is Durán geen uitzondering. Dat bleek ook al uit haar non-fictiewerk. Wat ze in haar eerste roman echter vooral benadrukt zijn de na-ijleffecten van die strijd, in een heldere, toegankelijke, soms ronduit staccato stijl:
Wat moest ik nu zeggen? Dat ik hem achterna zou kunnen gaan, maar dat deze dappere vrouw zich nog nooit door iemand had laten aanraken. Dat wij er hier in het Oosten heel vrije opvattingen op na hielden en iedereen op de stranden in het noorden naakt liep, maar dat ik. Dat er thuis natuurlijk, dat mijn familie niet. Dat ik alleen met Thomas, en dat ik had gezegd tot hier en niet verder.
De jonge Katia, die met haar uit Spanje gevluchte ouders en een zusje in Oost-Berlijn woont, doet erg haar best te voldoen aan de eisen die het communistische regime stelt. Daarbij speelt ook mee dat ze haar maar moeizaam Duits sprekende vader niet durft te weerstaan. Echt veilig voelt de familie zich overigens zelfs daar niet. De weinige tastbare herinneringen aan de Spaanse strijd is te vinden in een eenvoudige koffer onder het ouderlijk bed, waar de meisjes niet geacht worden te komen.
Durán laat Katia haar verhaal doen, terugblikkend op wat er later in deze roman gebeurt: een vaag vermoeden van een andere wereld, de ontmoeting met Johannes, de welvarende man uit het Westen, haar riskante vlucht naar het westerse Oostenrijk en vervolgens een traditioneel Zuid-Duits plattelandshuwelijk, dat al snel een nieuwe vorm van verstikkende aanpassing en gehoorzaamheid blijkt te zijn. Slechts bij een jong stel Ossies die daar in de buurt zijn geland, voelt ze zich enigszins ‘thuis’, niet bij haar echtgenoot:
Het was allemaal verdwenen. Er was alleen nog maar die man die naar zijn werk ging en weer thuiskwam, zijn stropdas losknoopte om vrijer te kunnen ademen, die over het glas water in zijn opgeheven hand heen televisiekeek. Johannes, ik laat alles voor je achter, Johannes, je hebt me alles afgenomen. Johannes, er bestaan geen grenzen, Johannes, muur.
Een door Johannes bedachte verrassingsreis naar het Spanje van haar ouders, waar ze zelf nooit geweest is, vergroot slechts de verwarring. Leven zonder land, zoals dat door de jaren heen miljoenen treft, maar oud-DDR-burgers in extenso, omdat hun staat volkomen in rook is opgegaan, doet mensen zich afvragen of hun bestaan er dan misschien helemaal niet toe doet. In dat opzicht gaat deze compacte roman niet alleen over de late gevolgen van de Spaanse Burgeroorlog, maar ook over wat het ‘opheffen’ van een land aanricht.
Durán weet echter vooral te onderstrepen wat het kiezen van een eigen levenskoers voor gevolgen kan hebben, ook voor anderen. De naïef in de communistische heilsleer gelovende vader bijvoorbeeld wordt door de vlucht van zijn dochter opeens een verdachte, terwijl zijn dochter onder ogen moet zien dat het verlokkende Westen niet kan waarmaken wat de flonkerende verhalen beloofden. In slechts 168 bladzijden wordt de opbouw en afbraak van politieke ideologieën en andere overtuigingen zichtbaar, met de achterliggende moraal dat niets voor eeuwig is. Terwijl na de val van de Muur duizenden Duitsers onder de Brandenburger Tor de hereniging van hun landen vieren, strandt Katia’s huwelijk en kijkt ze met dubbele gevoelens terug op haar leven van voor de vlucht, in een stad die al snel half gesloopt is en waar punkers, krakers en projectontwikkelaars elkaar naar het leven staan. Terug naar wat ooit bestond is niet alleen ongewenst, maar ook een onmogelijkheid.
André Keikes
Aroa Moreno Durán – Dingen de je meeneemt op reis. Vertaald uit het Spaans door Corrie Rasink. Querido, Amsterdam. 168 blz. € 18,99.