Recensie: Désanne van Brederode – De tas
‘Tijm blaast de ether waarvan dromen zijn gemaakt door de ruimte’
Op de voorkant van de nieuwe roman van Désanne van Brederode, De tas, prijkt een welig vertakt bosje bloeiende tijm. Het verhaal begint met een tas: ‘Daar staat hij. Naast iets wat bedoeld is als bank, in de hal van het station. Een tas, naast een bank.’ Een vergeten tas op een station roept absoluut de nieuwsgierigheid van de lezer op. Wat zit erin en wie laat hem achter? Omdat de verteller uitgebreid de tijd neemt om dat ‘wat bedoeld is als bank’ te beschrijven, evenals de rest van de stationshal, duurt het vier bladzijden, voordat je erachter komt waarom de eigenaar van de tas, Abdulrahman, hem daar heeft laten staan. Deze uitweiding is een van de vele ‘vertakkingen’ in het verhaal. Het is alsof er een wat gemankeerde verteller aan het woord is. Vragen over de tas maken plaats voor de vraag: wie is eigenlijk deze verteller?
Abdulrahman, die als politiek asielzoeker (zoon van een Koerdische vrijheidsstrijder uit Damascus) in Nederland ICT’er in een museum is geworden, heeft de tas van zijn broer gekregen, als aandenken aan zijn vader. De tas roept in eerste instantie bij de bewakers op het station vooroordelen op. Moeten ze de explosieve opruimingsdienst laten komen? Ab vertelt rustig dat er niets gevaarlijks in de tas zit, maar dat hij er een experiment mee wilde uitvoeren dat hij samenvat onder de naam ‘toevalskunst’. Hij had gehoopt dat iemand de tas uit nieuwsgierigheid zou meenemen, vervolgens de vragen zou beantwoorden die Ab erin had gestopt, waardoor er allemaal verhalen in de tas terecht zouden komen, die uiteindelijk zouden belanden bij iemand voor wie hij dit hele project verzonnen had. De bewakers staan erop dat hij de tas weer meeneemt naar huis. De lezer kan zich afvragen waarom hij zo nodig getuige moet zijn van dit mislukte, nogal vergezochte experiment.
Er volgen wat hoofdstukken met achtergrondinformatie over Ab, waarin veel aandacht is voor de situatie van Syrische Koerden. De opvallend aanwezige verteller – niet Ab – roept wat vragen op bij de lezer:
Er zijn dingen grondig misgegaan, meer dan ik hier kan en mag vermelden. […] Waardoor zelfs lezers kunnen gaan denken dat hij onbetrouwbaar is. Ik begrijp het. Ik zou niet graag in zijn schoenen staan. Maar omdat ik, anders dan hij, al enigszins weet waar dit verhaal naartoe gaat, kan ik hem geruststellen. Hij zal een personage worden om van te houden. Desnoods moet ik er gaandeweg nog meer redenen tot schaamte aan toevoegen, bij fabuleren, om te voorkomen dat hij bovenmenselijk rechtschapen wordt en naadloos gaat samenvallen met zijn naam.
Wie is hier aan het woord? Is de informatie over Ab wel betrouwbaar, als de verteller zo openlijk aan het ‘fabuleren’ is? Omdat het experiment met de tas is mislukt, brengt Ab de lange vragenlijst die hij had bedacht, terug tot één, wat raadselachtige, vraag: ‘Waarom tijm?’ Die vraag stopt hij met een begeleidend briefje in verschillende enveloppen die hij op allerlei plekken neerlegt.
In de volgende hoofdstukken krijgt de lezer een aantal verrassende verhalen voorgeschoteld van vertellers die aangeven dat zij de envelop gevonden hebben, af en toe onderbroken door een hoofdstuk over Ab. In alle verhalen speelt tijm een bijzondere rol. Het idee van een raamvertelling doet denken aan de verhalen van Duizend-en-een- nacht, zeker door de achtergrond van Ab en zijn liefde voor cultuur en geschiedenis, maar dan in een oer-Hollandse versie ervan. Ook deze verhalen zitten vol ‘vertakkingen’ en bevatten losse eindjes. Omdat in de loop van de verhalen duidelijk wordt dat tijm van nature dode takjes en blaadjes laat vallen, en vervolgens weer gewoon verder groeit, zijn die losse eindjes misschien wel functioneel. Het gaat immers om ‘toevalskunst’: je krijgt kleine stukjes van levensverhalen te zien, die toevallig door ‘tijm’ verbonden zijn. De vertellers benadrukken regelmatig hun tekortkomingen als verteller.
Gaandeweg word je steeds nieuwsgieriger naar de ontvanger van alle verhalen, want voor wie zijn deze verhalen eigenlijk bestemd en wat zal die persoon ervan vinden? Daar wacht de lezer nog wel een aardige verrassing. Toch blijf je aan het eind achter met in je hand een half afgebrokkeld bosje tijm, naast een toevallig rondslingerende tas. Ergens zingt nog het advies van een van de vertellers rond in je hoofd: ‘Rits met de kleine ritssluitinkjes waaraan de tijmtakjes doen denken een fractie van de droom aan deze toverloze wereld vast.’
Dietske Geerlings
Désanne van Brederode – De tas. Querido, Amsterdam, Antwerpen. 316 blz. € 22,99.