Recensie: Dries Muus – De afwijking
Dat hardnekkige bedwingen
Voetbal en homoseksualiteit: voorlopig nog een problematische combinatie. Dat maakt De afwijking, de debuutroman van recensent Dries Muus, nog maar eens overduidelijk. In de Nederlandse literatuur heeft het onderwerp, op de jeugdboeken van Edward van de Vendel na, nog niet echt een plek. Films zijn er wel, Nederlandse en buitenlandse. Zo deed De afwijking mij vaak denken aan de mooie Zwitserse film Mario, waar de machocultuur van het betaald voetbal uiteindelijk overeind blijft ten koste van de gevoelens van de hoofdpersoon. De afwijking laat ook zien dat veel jonge mannen moeite hebben met afwijkende gevoelens. Blijkbaar is eendimensionale mannelijkheid zo kwetsbaar dat afwijkingen daarvan keihard neergeslagen moeten worden. En gevoelens moet je vooral bedwingen.
De lichtmast op de cover schijnt dreigend in een donkergroene bewolkte lucht. Eén lamp is kapot en hangt wat zielig tussen de andere fel schijnende exemplaren. Die evidente symboliek wordt nog eens onderstreept door de titel en als je dan het motto uit het Bijbelboek Leviticus leest, weet je genoeg: dit verhaal gaat over een homoseksuele jongen in een homovijandige omgeving. En die vijandigheid wordt in het verhaal dat volgt meer dan waargemaakt. Hele spreekkoren en pestkanonnades dalen neer op de 15-jarige Matty als door een onhandig incident een gerucht de wereld in wordt geslingerd. Die Matty is een homo! Een nicht, een faggot! Muus spaart zijn hoofdpersonage niet. Hij weet goed invoelbaar te maken wat dat doet met iemand die zijn seksualiteit net begint te ontdekken.
De roman is mooi opgebouwd. Muus doet dat op twee manieren. Aan de ene kant is de roman als een klassieke tragedie verdeeld in vijf delen, met titels die refereren aan een voetbalwedstrijd: ‘Voorbeschouwing’, ‘Eerste helft’, ‘Rust’, ‘Tweede helft’ en ‘Nabeschouwing’ en een ontwikkeling die naar een climax toewerkt. Je zou de spreekkoren op de tribunes met enige fantasie zelfs als klassieke koorzangen kunnen zien. Aan de andere kant volgen we in de 36 korte hoofdstukken steeds een van de drie hoofdpersonages: Matty, zijn moeder Lize en zijn trainer Albert de Leeuw. Muus vertelt in het begin weinig over hun beweegredenen. Daarmee is De afwijking lang een wat clichématig verhaal waarin je als lezer zoekt naar de aard van de personages. Langzamerhand ga je echter zien dat dit een reden heeft: Matty, Lize en Albert zijn eilanden die elkaar niet werkelijk zien. Uiteindelijk komen ze op een dramatische manier samen.
Daarmee zijn we bij wat de schrijver volgens mij wil vertellen met dit boek: waar mensen hun leven baseren op het principe ‘zwijgen en doorbijten’ gaat het mis. Juist dat is volgens Muus’ roman de grote boosdoener: het niet durven uiten van je gevoel, je verdriet, alles binnenhouden. Omdat het makkelijker is, mannelijker misschien, om maar alles op te kroppen, te ‘bedwingen’:
Soms klonk er een snik of trilling in zijn stem. Steeds bedwong hij zijn verdriet. Dat hardnekkige bedwingen, zelfs tegen haar of misschien júíst tegen haar, vond ze zo pijnlijk om te zien, zoveel pijnlijker dan het verdriet zelf, dat zij er bijna van moest janken.
Maar ze bedwong zich.
De vrouw in het verhaal doet het dus ook en zo maakt Muus het wat minder eendimensionaal: niet alleen die machocultuur in de voetbalwereld en op het schoolplein is schuldig. Toch vond ik dat een beetje ongeloofwaardig in het verhaal. De schrijver heeft mij niet helemaal kunnen overtuigen van het lange zwijgen van Lize. Maar haar onvermogen haar puberzoon te bereiken, die zich letterlijk en figuurlijk opsluit, heeft Muus krachtig verwoord. En dat onvermogen om elkaar te bereiken is de echte afwijking, niet de halve stijve in de kleedruimte.
Martijn Nicolaas
Dries Muus – De afwijking. Ambo|Anthos, Amsterdam. 192 blz. € 20,99.