Recensie: Jonathan Coe – Meneer Wilder en ik
De nadagen van de grote cineast
In een flink deel van zijn inmiddels omvangrijke oeuvre beschrijft Jonathan Coe gemeenschappen en families, hun rol in de samenleving en de onvermijdelijke botsing tussen afkomst, milieu en politiek, zoals in Het moordende testament (1994), De Rotters Club (2001), De gesloten kring (2004), Nummer 11 (2015) en Klein Engeland (2018). Prachtige boeken allemaal. Daarnaast publiceert Coe kleinere, minder ambitieuze romans zoals bijvoorbeeld Expo 58 (2013). Ook Coe’s meest recente, Meneer Wilder en ik, valt in de laatste categorie.
Meneer Wilder en ik is een elegante roman die gaat over de nadagen van de geniale filmregisseur Billy Wilder (Sunset Boulevard, Some Like It Hot, The Apartment, Irma la Douce) en zijn worstelingen om succesvol te blijven – wat dan ook in de jaren zeventig van de vorige eeuw niet meer lukt. De roman speelt zich dus midden jaren zeventig af, maar dan wel binnen een raamvertelling, waarbij het kozijn gevormd wordt door de bijna zestigjarige Calista, die 2013 herinneringen ophaalt aan haar betrokkenheid bij Wilders’ speelfilm Fedora. Om van dat laatste direct maar wat te zeggen: het is het zwakste deel van het boek omdat de contemporaine Calista allerminst tot leven komt en het bitter weinig aan de roman toevoegt. Daar tegenover staat dat Calista een prachtig verhaal te vertellen heeft.
Op backpackvakantie in Amerika, het is in de zomer van 1976, komt de Griekse Calista op toevallige wijze in contact met regisseur Billy Wilder en zijn entourage. Nog toevalliger is het dat zij als vertaalster en later als persoonlijk assistent betrokken raakt bij Fedora, waarvan een deel wordt opgenomen op Korfoe. We vernemen dat het Wilder allemaal niet zo gemakkelijk meer afgaat, voor financiering van de film is hij afhankelijk van Duitse investeerders en zo langzamerhand wordt hij voorbijgestreefd door een nieuwe generatie Hollywood-regisseurs; ‘mannen met baarden’, hintend op Coppola, Scorsese en Spielberg. De filmploeg zwerft kriskras door Europa – Londen, Parijs, München – en in de Beierse stad is het dat zich tijdens een diner met de financiers – de holocaust komt ter tafel – de centrale scène van de roman ontrolt. Wilder, geboren in Polen, vertelt dan over zijn jonge jaren in Berlijn, in 1933. Coe heeft dit toepasselijk vormgegeven als het scenario van een korte film, dat overigens een meesterlijke climax kent.
Meneer Wilder en ik is naast een uiterst leesbare roman feitelijk een respectvol eerbetoon aan een van de grootste cineasten ooit. Jonathan Coe, zich in het dankwoord beroepend op talloze bronnen, zet Billy Wilder neer als een geestige, relativerende cynicus – je gaat van de man met het hoedje houden – maar ook als een overlever van de Europese schandvlek. En als een man ingehaald door de tijd.
Wiebren Rijkeboer
Jonathan Coe – Meneer Wilder en ik. Vertaald door Otto Biersma. De Bezige Bij, Amsterdam. 262 blz. € 20,99.