Recensie: Christine Otten – Blauw metaal
Als een door Sandy Denny bezongen idylle
Popmuziek speelt een allesoverheersende rol in het romandebuut van Christine Otten (1961). Zo dragen de hoofdstukken titels die zijn ontleend aan bekende en minder bekende nummers uit de popgeschiedenis, is het motto een citaat uit ‘I’ll be your mirror’ van Lou Reed en is het blauw metaal van de titel, de klank die de ik-figuur hoort in de gitaar van haar broer. Of wat ze zou willen horen omdat het moet van haar broer. „Er zat een blauw geluid in Johnny’s gitaar. Een blauw metalig geluid, maar dat metalige was niet kil. Johnny had het me zelf verteld.”
Johnny is achttien, zijn zusje vijftien. Samen met Menno, die ook achttien is, maken ze in het midden van de jaren zeventig een vakantiereis naar Schotland.
De drie kunnen goed met elkaar opschieten. Johnny — of eigenlijk Jonathan — werpt zich op als leider, Menno is het wat dromerige, stille type. Hij houdt — onbegrepen — van The Beatles. Het verhaal wordt verteld door Hannah. Dat haar naam van voor naar achter én van achter naar voor leest, geeft aan dat zij zich in het midden bevindt: tussen de twee jongens in. Herhaaldelijk laat zij weten dat haar broer en Menno zo sprekend op elkaar lijken, zo aan elkaar gewaagd zijn.
Haar positie levert pas problemen op als haar wordt gevraagd partij te kiezen: zogezegd haar gewicht in de schaal te leggen. Doet zij dat, dan valt het triumviraat onmiddellijk en onherroepelijk uit elkaar, en daarmee de illusie dat de drie een eeuwige eenheid zouden vormen.
In Blauw metaal wordt Hannah’s loyaliteit een paar keer op de proef gesteld. In de trein, onderweg van Schotland naar Wales, komt Menno op het idee om in Liverpool uit te stappen. Johnny, die niets van The Beatles moet hebben, zegt dat Hannah moet beslissen. ,,’Waarom ik?’ ‘Omdat jij neutraal bent. Toch?’ Ik keek naar Menno. Ik wilde dat hij nooit over Liverpool en die klote-Beatles was begonnen.”
Maar helemaal neutraal is Hannah nu ook weer niet sinds Menno in een pub in Invemess heeft geprobeerd haar te zoenen. Niet dat ze hem heeft aangemoedigd om verder te gaan, de verwarring was zo al groot genoeg. Ze voelt zich bijna alsof ze haar broer heeft verraden, bedrogen. Desondanks kiest zij voor Liverpool, en dus voor Menno.
Voelt Johnny dit als een keuze tegen hém? In elk geval laat hij de gelegenheid niet voorbijgaan om Menno de huid vol te schelden als deze The Cavern niet kan vinden. Deze reageert niet, maar zegt dat hij de beroemde club, waar ooit The Beatles aan hun carrière begonnen, in een smal zijstraatje kan zien. Gelogen, want als de drie later moeten vluchten voor wat al te opdringerige Liverpudlians zijn er in het steegje ‘alleen blinde muren en een enkele onopvallende deur’ te ontwaren — was The Cavern halverwege de jaren zeventig trouwens niet allang afgebroken?
Terug in Nederland maken we kennis met de ouders van Hannah en Johnny. Sinds enige tijd verblijft de man in een inrichting. Wat hem nou eigenlijk mankeert wordt nooit helemaal duidelijk. De moeder wil haar loopbaan als actrice weer oppakken. Vader en moeder hebben elkaar leren kennen toen ze beiden een rol speelden in Tramlijn begeerte vanTennessee Williams. Nu krijgt ze de gelegenheid om een serveerster te spelen, een rol met zes regels tekst. Moet zij dat doen of moet zij loyaal zijn aan haar man en hem dagelijks tweemaal bezoeken?
Blauw metaal is een roman met een loom-erotische ondertoon die uiteindelijk zijn ontlading vindt in een door de zus geïnitieerde incestueuze vrijage, een dag nadat de drie vrienden voor het eerst hadden getript. Het verhaal heeft iets ontroerend naïefs, als een door Sandy Denny bezongen idylle.
Dat naïeve zit ook in de stijl waarin Christine Otten haar literaire debuut heeft geschreven. Het is de informele stijl die door Herman Brusselmans werd geintroduceerd en die vorig jaar door Arnon Grunberg met groot succes werd verfijnd. Veel zinnen eindigen met ‘of zo’, soms weet de schrijfster iets niet precies meer en meldt ze dat ook (in plaats van dan maar iets te verzinnen) en tenslotte kermerkt deze stijl zich door de vele herhalinkjes: „Onze trein was van zilver. […] Dat was vanwege de koningin. Elisabeth was vijfentwintig jaar koningin van Engeland en daarom was onze trein van zilver. The Silver Jubilee Train heette hij.”
Anders dan Brusselmans en Grunberg beschikt Otten echter niet over veel gevoel voor humor, althans geeft ze daarvan geen blijk in deze eerste roman.
Frank van Dijl
Christine Otten – Blauw metaal. Roman. Uitgeverij Atlas.
Deze recensie stond eerder in Algemeen Dagblad van 8 september 1995.