Column: Coen Peppelenbos – Max Pam kan niet lezen
Max Pam kan niet lezen
Het is altijd fijn om een column van Max Pam te lezen al was het maar om een mening te lezen die je veertig jaar geleden ook al had kunnen lezen. De literaire held van Max Pam is de 26 jaar geleden overleden Willem Frederik Hermans. Max Pam verkeerde veel in kringen waarin hij nooit het centrum was. Meestal is hij columnist, maar hij was ook jarenlang criticus bij HP/De Tijd waarbij hij zijn rijke anekdotentrommel plunderde voordat hij aan de bespreking van de boeken toekwam. Fameus waren zijn jaarlijkse stukken over het Boekenweekgeschenk waarbij hij telkens verbaasd opmerkte dat het geschenk weer niets met het thema te maken had. Pam schrijft nog steeds voor HP/De Tijd, columns natuurlijk.
De afgelopen week schreef Pam een opstandige column voor de Volkskrant onder de titel ‘Als literatuur uitgroeit tot een handvat om mee opgevoed te worden, dan wordt zij saai en vervelend’. Een open deur die elke literatuurliefhebber wel had willen intrappen. De suggestie die Pam door die kop wekt is natuurlijk dat de mensen die hij in zijn column bespreekt voor zo’n stelling zijn. Yra van Dijk (in de papieren versie ‘Ira’ genoemd, online is de fout hersteld) en Marie-José Klaver bijvoorbeeld die onlangs vraagtekens zetten bij de nominaties voor de Jonge Jury.
Als literatuur voor jongvolwassenen uitgroeit tot een handvat om mee opgevoed te worden, dan wordt literatuur saai, sentimenteel en vervelend. Dat is ook precies wat ik hoor van mijn eigen kinderen. Ik voeg daar nog aan toe dat degenen die precies schijnen te weten wat onze jongeren te lezen moeten krijgen, meestal zelf de meest uitgebluste teksten produceren.
Argumentatief lijkt me dit niet de meest sterke tekst. Dat is namelijk wat ik hoor van mijn eigen kinderen.
Je zou verwachten dat mensen eens inhoudelijk ingaan op wat Yra van Dijk en Marie-José Klaver geschreven hebben in twee vrij lange stukken. Over de inhoud kun je het oneens zijn, maar ga dan inhoudelijk in op hun argumentatie. De enige argumenten die steeds terugkomen is dat ze boeken verbieden (wat nergens staat) en dat dit soort boeken (de nominaties voor de Jonge Jury) nu eenmaal de smaak van jongeren weerspiegelt en dat je daarom blij moet zijn met elk boek dat ze lezen, zelfs al is het pulp (een argument dat enigszins onderuit gehaald wordt door de wetenschap dat vooral heel veel volwassenen stemmen bij de Jonge Jury).
Mix Pam zet Van Dijk en Klaver dus in een hoek, zonder argumentatie en onderbouwing en zet daar vervolgens Jeroen Dera bij ‘en volgens de Volkskrant is hij “universitair docent Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, gespecialiseerd in literatuuronderwijs”. Inderdaad een hele mond vol, vroeger heette zo iemand vermoedelijk: leraar Nederlands.’ Hier staat niets inhoudelijks, alleen een persoonlijke aanval die gebaseerd is op een gebrek aan kennis van wat een universitair docent is. De lezer moet waarschijnlijk denken dat die Dera zich heel wat verbeeldt met zo’n titel. Een persoonlijke aanval is hier, net zoals hiervoor bij Van Dijk en Klaver, het makkelijkste wat je kunt doen. Ik kan het weten, want de hele eerste alinea van deze column is opgebouwd uit persoonlijke aanvallen.
Daarna wordt het stuk van Dera over Het gouden ei van Tim Krabbé aangehaald, dat in Vooys verscheen en waar vrij rudimentair aan gerefereerd wordt in een artikel van Dera voor de Volkskrant met de titel ‘In literatuuronderwijs is weinig ruimte voor gesprek over stereotypen. Ook ‘pulp’ kun je met je leerlingen ontleden’. Het lijkt of Max Pim het Volkskrant-stuk slechts met een half oog heeft gelezen en zeker niet het stuk van Dera in Vooys want hij eindigt zijn column aldus:
Het zou erg leeg in de literatuur worden als wij al die boeken met een ethisch oog te lijf gaan. Dat Het gouden ei nu moet worden afgeschreven, verbaast mij niet, want het boek heeft nooit de goedkeuring kunnen wegdragen van de taalpolitie, hoewel het twee maal is verfilmd – zelfs tot in Hollywood – wat maar weinig Nederlandse boeken is overkomen. In 1986 werd het door het Fonds voor [de] Letteren voor een aanvullend honorarium afgewezen ‘wegens te geringe literaire kwaliteit’. Tegelijkertijd kregen heel wat romans, waarvan later nooit meer iets is vernomen, wel zo’n honorarium.
Je weet niet waar je moet beginnen bij zo’n alinea. Laten we het zin voor zin doen. ‘Het zou erg leeg in de literatuur worden als wij al die boeken met een ethisch oog te lijf gaan.’ Wat Dera in zijn artikel doet is naast de uitgekauwde structuralistische aanpak twee andere leeswijzen aanbieden waarmee je Het gouden ei kunt analyseren. Pam suggereert met deze zin dat je dan automatisch ook boeken verbiedt als je die met een kritische, ethische of ideologische blik bekijkt, maar noch in zijn Vooys-artikel noch in het stuk in de Volkskrant heeft Dera het over verbieden. Sterker nog: de titel van het stuk in de Volkskrant lijkt al iets weg te geven over wat je als docent kunt doen.
‘Dat Het gouden ei nu moet worden afgeschreven, verbaast mij niet, want het boek heeft nooit de goedkeuring kunnen wegdragen van de taalpolitie, hoewel het twee maal is verfilmd – zelfs tot in Hollywood – wat maar weinig Nederlandse boeken is overkomen.’ Niemand schrijft Het gouden ei af. Dat een boek twee keer verfilmd is, zegt wat mij betreft niet direct iets over de literaire waarde. Had Pam het artikel van Dera in Vooys gelezen dan had hij gezien dat Dera juist het literaire karakter van de tekst bespreekt evenals de kritiek die erop geuit werd vanuit de literaire hoek. Het enige verschil is dat Dera zijn beweringen onderbouwt met bronnen.
‘In 1986 werd het door het Fonds voor [de] Letteren voor een aanvullend honorarium afgewezen “wegens te geringe literaire kwaliteit”.’ Precies wat Dera in Vooys zegt: ‘Erkenning van de Stichting Fonds voor de Letteren bleef in 1986 ook uit: Krabbe werd resoluut een beurs geweigerd, omdat Het gouden ei te weinig literair gewicht in de schaal zou hebben gelegd.’
‘Tegelijkertijd kregen heel wat romans, waarvan later nooit meer iets is vernomen, wel zo’n honorarium.’ Ik weet niet precies wat Mix Pim met die slotzin wil zeggen. Misschien dat het Fonds voor de Letteren echte literatuur niet herkent of dat boeken die wel een beurs kregen niet gelezen worden. Het lijkt een krachtig afsluitend statement, maar de schrijver heeft de hele column laten zien dat hij mensen aanvalt op stellingen die ze niet innemen. Hij laat een hele column zien dat hij geen enkel achtergrondartikel tot zich heeft genomen, niets heeft gelezen. Zo’n triomfantelijke slotzin is net zo ridicuul als een voetballer die staat te juichen nadat hij de bal hoog over heeft geschoten.
Coen Peppelenbos