Recensie: Els Moors – Mijn nachten met Spinoza
Liefde is een valse paraplu
De rede, geen kwaad woord over de rede, maar denk even aan de bestrijding van de coronapandemie en je ziet al meteen de knelpunten. Els Moors, van 2018 tot en met 2019 Dichter des Vaderlands in België, hekelt in haar tweede roman Mijn nachten met Spinoza impliciet de bekrompenheid van de regelneven en de moralisten. Aan de hand van Spinoza’s Affecten (impulsen tot handelen ofwel begeerten) uit diens Ethica, laat ze doorklinken dat de mens een nooit te doorgronden vat vol tegenstrijdigheden is, die ‘de gekte en de waanzin van alle drogbeelden nodig [heeft] om menselijk te blijven en ontvankelijk te worden’.
Wat doe je als mens wanneer de liefde van je leven opeens de deur achter zich dichttrekt en niets meer van zich laat horen. Het overkwam E. (we mogen daar Els invullen, want Mijn nachten met Spinoza is autofictie in optima forma), met H.. Els Moors strooit met initialen, omdat de namen van de personages er welbeschouwd niet zo heel veel toe doen, behalve dan H., een oudere, getrouwde, erudiete schrijver en uitgever, die precies past in E.’s ideaalbeeld. Ze hebben elkaar veelvuldig, vaak in een Keuls hotel, bemind, daarnaast duizenden mails uitgewisseld en uren, dagen gepraat. Tot H. praatjes begon te verkopen over een ziekte van zijn vrouw en een nieuwe, jongere minnares, allemaal voorwendselen om een einde te maken aan hun lange verbintenis. En nu staat E. er fysiek en mentaal alleen voor.
Waarom deed ik nog steeds alsof H. overal bij me was? Waarom gedroeg ik me zo alsof ik ten opzichte van hem wat te bewijzen had? H. was mijn vader niet, maar zo gedroeg ik me wel, als het meisje dat voor eeuwig naar zijn goedkeuring hengelde. O hoe ik me schaam om dit op te schrijven.
Moors schrijft onbevangen en rijk aan associaties over een tijdspanne van 48 dagen, het aantal affecten van Spinoza, wat E. doormaakt in haar eigen stad Brussel, in Gent, waar haar moeder woont, en aan zee in Oostende, tijdens een zonovergoten werkvakantie. Hoe de protagonist bij alles wat ze beleeft aan H. moet denken en in iedere nieuwe man die haar pad kruist en met wie ze het bed deelt naar stukjes H. zoekt. Maar nooit vindt. Niet dat H. een man zonder tekortkomingen was, houdt ze zichzelf dwangmatig voor, maar hij vulde wel precies de leegten in haar bestaan, die anderen niet konden bereiken. Daar sta je dan met je rede.
Spinoza kun je gemakkelijk haten, lees je in het affect Haat (is droefheid, begeleid door het idee van een externe oorzaak). ‘Ik zie en ik voel in zijn teksten, terecht of onterecht, de aanwezigheid van een bekrompen mannetje. Iemand die alles genadeloos moet fileren, die geen enkele gevoel voor de schoonheid van het ongerijmde heeft, of er geen belang aan wil hechten omdat het alleen maar een illusie van voorbijgaande aard is’. Nee, dan het ware leven, waarin je dwars door je migraine heen liefhebt, een terras opzoekt om ‘jongens te kijken’, terwijl er maar één man is van wie je de terugkeer wenst, zelfs een taxichauffeur bevredigt, omdat hij zo onverwacht over filosofie begint en dat wat bij je losmaakt.
Van alle natte dromen die ik in mijn leven al heb gehad, is dit er wel een uit de top drie, een taxichauffeur die filosofie studeert […]
Aan belangstelling van smachtende mannen geen gebrek, met name met de Gambiaan K. lijkt iets moois te ontstaan, ware het niet dat hij H. niet is, zelfs in niets op hem lijkt. Ondertussen is er natuurlijk ook nog het werkende bestaan, het schrijven en het denken daarover, dat fraai doorklinkt in de wording van deze ‘roman’, alsmede het begin van het nieuwe schoolseizoen in Arnhem, waar ze lesgeeft. Vagelijk doet Mijn nachten met Spinoza denken aan Nicolien Mizee’s faxenboeken, waarin de al even afwezige Ger Beukenkamp de gedachten van een mijmerende en piekerende vrouw beheerst en een psychiater (Het Orakel bij Mizee) mag proberen het overzicht enigszins te bewaren. Bij Moors is H. de allesverpletterende, al is de constructie van beide boeken heel verschillend.
Of H., dan wel een andere man of vrouw voor andere mannen en vrouwen, werkelijk zo onmisbaar is, is natuurlijk de ultieme vraag. E. leest en kijkt en vergelijkt bovendien passanten in haar leven. Haar ouders, vrienden en mede-dichters en -schrijvers, legt ze langs de meetlat van Spinoza’s affecten en moet dan, met enige spijt, dat wel, concluderen dat we niet kunnen ontsnappen aan de enorme verantwoordelijkheid die we over ons eigen leven hebben. ‘Liefde is een valse paraplu,’ stelt ze ergens, als je op die manier voor jezelf probeert weg te lopen.
André Keikes
Els Moors – Mijn nachten met Spinoza. De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen. 344 blz. € 24,99.