Recensie: Max Greyson – Een waarschijnlijk toeval
Ben ik wie ik lijk?
Beeldvorming verdringt in deze tijd vaak de inhoud. Dat is niet alleen een kwestie in de politiek, het speelt evenzeer tussen mensen die elkaar met amoureuze bedoelingen benaderen. In Een waarschijnlijk toeval, de debuutroman van de Vlaamse schrijver / dichter / spokenwordperformer en theatermaker Max Greyson piekert en peinst de protagonist langdurig over de vraag hoe hij overkomt bij vrouwen en wat de uitstraling van vrouwen met hem doet.
Mannen die een vrouw begeren en er maar niet in slagen haar oprechte belangstelling te wekken, is natuurlijk een thema van alle tijden, maar de denkbare variaties zijn zo talrijk dat een schrijver het natuurlijk altijd opnieuw mag proberen. Mannen, vrouwen trouwens ook, zijn zelden zo inventief als juist op dergelijke momenten, als het zo vurig gewenste doel, de liefde en lust van de al snel op een hoog voetstuk geplaatste ander, maar bereikt wordt.
Max Greyson, in betrekkelijk korte tijd een naam geworden in dichtend Vlaanderen, met bundels als Waanzin went niet (2016) en Et alors (2019), waagt zich nu aan proza en dat is, zoals ieders buurman zegt, een andere tak van sport. Het hoofdpersonage, de vertellende ‘ik’, die pas in de laatste alinea van deze roman Max blijkt te heten, waardoor het al vermoede autobiografische karakter bevestigd wordt, is weer alleen na een zeven jaar durende relatie met Michelle, die net als hij actief is in het wereldje van theater en poëzie. Al in het eerste kapittel, waarin Max in de ICE-hogesnelheidstrein naar Keulen zit, denkt hij terug aan alle vrouwen, met wie hij ooit iets moois had, maar toch vooral aan deze Michelle, die ‘me beter kon lezen dan mijn eigen moeder’. Ook denkt hij terug aan ‘de mooiste vrouw ter wereld’, die pas later in de roman aan bod komt als de in spiritueel genoemde vaagheden gelovende Renée.
Het eerste hoofdstuk is, zou je kunnen zeggen, al meteen een samenvatting van alles wat volgt. Verstopt tussen nogal wat weinig terzake doende opmerkingen over het reizen met die trein. In het tweede hoofdstuk maakt de lezer kennis met de bovennatuurlijke schoonheid, waar Max zijn zinnen op gezet heeft. Ze wandelt binnen in koffiehuis Koffieland, zo’n hippe tent met gecoiffeerde mannen en zwaar gebronsde vrouwen, waar degenen die de koffie zetten barista’s heten en iedereen een laptop bedient.
Niet alleen Renée, maar ook de met Max bevriende barista Sven is overtuigd van de speciale betekenis van uiteenlopende verschijnselen. Sven noemt het synchroniciteit:
Het was begonnen met een vrouw. Toen kwam er een flits. Letterlijk. Een lichtflits die hij had gezien tijdens hun eerste koffiedate. Het was een flits boven hun hoofden. Om zich ervan te verzekeren dat er geen defecte lamp of op hol geslagen technologische apparatuur in het spel was, had Sven aan de ober en aan de mensen aan het naburige tafeltje gevraagd of zij iets hadden gezien. Een flits? Hun reacties bevestigden zijn stoutste dromen. Neen, niets gezien. De flits was er enkel voor hen twee geweest. […] Na de flits was het niet meer opgehouden tekenen te regenen. Klokslagen, cijfers, toevallige ontmoetingen, eksters, orakels. De hele mikmak.
Met Renée blijkt het dus niet veel anders. Al hebben de gedragingen en overtuigingen van Sven en Renée geen bespeurbaar verband met elkaar. Sven smacht naar een verder niet in beeld komende vrouw, Max wil Renée, al heeft hij weinig op met haar excentrieke beginselen.
De roman met de hiermee verklaarde cryptisch aandoende titel, bestaat verder echter uit niet veel meer dan Max’ gedachten aan haar, aan de vertrokken Michelle en een rijtje andere vrouwen met wie hij ooit het bed deelde, alsmede zijn eigen rol in deze avonturen. Maak ik wel de goede indruk als ik gewoon mezelf ben of ben ik juist te veel bezig met beeldvorming, houd ik voldoende rekening met de gevoelens van mijn partners of doe ik dan juist mezelf tekort. Max is een millenial, daar bestaat geen twijfel over, de generatie die graag niets aan het toeval overlaat. Wat dat betreft is Greysons roman over een thema als dit een schot in de roos.
Liefde in tijden van millenniumwisseling is kennelijk toch wat anders dan hoe het er vroeger aan toe ging. Maar ondanks de sterke premisse, is Een waarschijnlijk toeval geen aansprekende roman. Op zinsniveau is Greyson, dichter immers, goed bezig – al zijn de uitweidingen vaker wel dan niet volkomen overbodig – maar de erg talrijke, diffuse dialogen, vormen geen constructie die ergens toe leidt, zorgen niet voor aandacht of spanning en doen slechts verlangen naar een of ander incident dat het boek meer smoel geeft. Zo’n ontwikkeling komt er echter niet. Het kleine laatste hoofdstuk is dan wel een zekere afronding, die iets verklaart van Max’ overpeinzingen over beeldvorming en inhoud, maar het kost ronduit te veel moeite om daar aan te komen.
André Keikes
Max Greyson – Een waarschijnlijk toeval. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 244 blz. € 21,50.