Recensie: Valery Larbaud – Kinderscènes
De rijke kinderwereld
Heel bekend is Valery Larbaud (1881-1957) niet in ons taalgebied, misschien omdat hij productief was tijdens een buitengewone bloeiperiode van de Franse literatuur en dus moet concurreren met Proust, Martin du Gard, Huysmans, Gide enzovoort. Begin er maar eens aan. En toch werd en wordt hij nog steeds heel hoog aangeslagen: Proust bewonderde zijn verhaal ‘Het hakmes’ en zijn verzameld werk kreeg een plaats in de Bibliothèque de la Pléiade, het prestigieuze uitgeeffonds waarin alleen gecanoniseerde auteurs terug te vinden zijn.
Sinds kort is er een nieuwe, integrale vertaling van Larbauds Enfantines beschikbaar. Vertaalster Katrien Vandenberghe bedacht die met de titel Kinderscènes, en dat is een vlag die de lading goed dekt. Kinderliteratuur is het niet, al zal de anglofiele Larbaud, die uit het Engels vertaalde, waarschijnlijk wel bekend zijn geweest met Lewis Carroll en dergelijke. Hij tapt uit een ander vaatje: zijn kinderscènes zijn portretten van kinderen, meisjes, adolescenten. Niets bijzonders, zult u misschien denken, maar wat Larbaud zo bijzonder maakt – zeker voor zijn tijd – is dat hij zeer empathisch te werk gaat, zich inleeft in de gedachten- en leefwereld van het kind en daar ook de rijkdom van erkent. Hij zag in dat kinderen een bijzonder rijk gevoelsleven hebben en een volstrekt andere logica en zelfs ethiek hanteren dan volwassenen.
In het verhaal Rose Lourdin volgt hij bijvoorbeeld de haast obsessieve fascinatie van een schoolmeisje voor ene Rosa Kessler of Röschen, een Duitstalige Zwitserse:
Ik drukte de stof tegen me aan, ik dompelde me erin onder en genoot met mijn hele gezicht. Ik pakte ook de smalle leren ceintuur. Röschen had op het witte binnenleer haar naam geschreven. Zachtjes kuste ik die een paar keer. Ik wilde de riem om mijn middel doen, toen ik mezelf opeens door andermans ogen zag. En het leek me allemaal zo belachelijk dat ik mijn eigen schort aanschoot, Röschens schort en riem weer aan de spijker hing en de trap af rende naar de speelplaats.
Larbauds kinderfiguren worden dus ook niet voorgesteld als onschuldige, engelachtige figuren. De licht erotische spanning in ‘Rose Lourdin’ krijgt een veel explicietere lading in ‘Portret van Éliane op haar veertiende’, over het seksuele ontwaken van een meisje dat over een sprookjesprins fantaseert:
In paniek sloeg Éliane dan haar armen om het bovenlichaam van de sprookjesprins, gaf zich over aan zijn kracht, legde haar hoofd op zijn schouder en sloot haar ogen.
[…]
En dan was er ook nog de Naakte Man uit Le Petit Larousse Illustré. Dat ging zo: als ze zeker wist dat er niemand keek, nam ze dat encyclopedisch woordenboek van haar vaders werktafel en gaf, vol opwinding over het verboden genot (want haar geweten zei haar dat het verkeerd was), haar ogen gretig de kost.
Larbaud neemt kinderen dus ernstig, maar trapt niet in de val van de ‘kinderlijke onschuld’. In ‘Het hakmes’ beschrijft hij een scherp observerend kind dat op wraak zint tegen botte volwassenen die hem negeren wanneer ze in elkaars gezelschap verkeren en met opzet moeilijke woorden gebruiken die hij niet begrijpt:
Het ergert hem dat niemand op hem let en Devincets stem maakt hem kwaad. Hij heeft een hekel aan die lomperd met zijn dikke, hoogrode wangen. Hij wil hem een scheldwoord naar het hoofd slingeren.
[…]
Vruchtgebruik is een appel waaruit een hap is genomen en die verrimpeld en gebarsten in de novemberregen ligt te rotten in het gras. Hypotheken zijn lelijke, zwarte steigers waar witte gevels helemaal achter verdwijnen.
In ‘Het Grote Tijdperk’ volgen we dan weer drie kinderen die hun fantasie uitleven. Het verhaal, vol kinderlijke, associatieve beeldspraak (een stomende locomotief is als een man die in de dreef van een park zijn pijp komt roken), speelt zich af in een tuin, waar de ernst van het kinderspel epische vormen aanneemt: er worden eilanden ontdekt, oorlogen uitgevochten, ontdekkingsreizen gemaakt en wreedheden begaan (‘Een naaktslak kreeg de doodstraf en werd geëxecuteerd’).
En wat te denken van het schoolmeisje in het verhaal ‘Rachel Frutiger’ dat van haar dure school in Genève wordt gestuurd omdat haar vader de rekening niet kan betalen? Zij wil haar vader ontzien, doet alsof er niets aan de hand is en dwaalt dan maar overdag rond door de Zwitserse stad. Ook mededogen, schaamte en een sterk ontwikkeld klassenbewustzijn zijn zeer courante gevoelens in de complexe psychologie van Larbauds kinderen. Het thema zou later onder meer worden opgepikt door J.D. Salinger, wiens hoofdpersonage Holden Caulfield uit The Catcher in the Rye wereldberoemd zou worden. En of Salinger nu bekend was met het werk van Larbaud of niet, schatplichtig was hij alleszins wel. Beter dan Katrien Vandenberghe in haar nawoord kunnen we het niet verwoorden:
Wel werd gewezen op Larbauds fijne oog voor het hardvochtige van kinderen, die vaak worden geïdealiseerd, en op het gevoelige van zijn benadering, terwijl de meeste schrijvers, op Dickens, Vallès en Jules Renard na, niets van kinderen hadden begrepen en zelden hadden beseft dat ze veel gecompliceerder in elkaar zitten en een rijker innerlijk leven hebben dan grote mensen.
Daan Pieters
Valery Larbaud – Kinderscènes. Uit het Frans vertaald en van een nawoord voorzien door Katrien Vandenberghe. De Arbeiderspers, Amsterdam. 224 blz. € 22,50.